W. Het Stengetje is maar twee o f drie Duimëft
- y fEl“ böog in dit Plantje , dat J. B a u h i n u s zeer
Hoofi>- w e l, onder den naatn van Kleine Alpifche ge.
stuk« kroonde Raponce, afgebeeld h e e ft , volgens den
^ E e n w y . j_jetr H a l l e r , die ongevaar zes blaauwe
Bloempjes in het Hoofdje, dat met Blaadjes omweven
was , geteld heeft. De Heer J. G e s-
n e r u s hadt hetzelve op de Switzerfche Alpen
Verzameld en zyn Ed. toegezonden. De Styl is
meelt in tweeën gedeeld $ met Hartvormige
Blikjes en gekartelde Bladen»
lx. (2) Raponsje met een rondachtig Hoofdje; dê
h e rü h pU . Ëladen Liniaal en byna effenrandig.
r ica .
Halfrond. Van decze Soort, die overvloedig op de Al-
pen ,‘ als ook in Italië en op de Pyreneen groeit,
is de Steng van een tot agt Duimen hoog volgens
H a l l Rr. Het heeft een platachtig Hoofdje
dat omze't'is met puntige Blaadjes. De Styl
is in drieën gedeeld. Men vindcze ook in Lan-
guedok en Pruvcnce.
. h l (3) Raponsje met ongedeelde end - Trapjes en
(ftZwn- getande Ëladen, de Stoelbladen Hartvörmig.
!]e- D e c
( i ) Pbyteuma Capitulo fubrotündot &c. Pliyr. Fol. lineari-
bufi &c. R. Lugdb. 248. Rap, umbelïatus Folio Gramincd.
C. B. P in . 92. Hall. H e lv 497, g ó v a n Monsp. 99. GEK.
P r o v . 4J4. Rap. fyivcftris eoer. umbell. THAL. Hercyn. 94.
"T. 8. f* 3 * Rapunc. toont* Gram. BARK. H a r , I c . 523. N.ï»
( l ) Pbyteuma Fascituio terminal! fèsflli &c, BARS. Ic, 889.
SeoF, A nn . 2 , p. 48, Rapunc. Alp, corniciilatus, C,{B. P in .
113.
Deeze valt wat gröoter dan de voorgaande, IV.
en maakt een fierlyk Plantje ui t , door zyne Ar“ EaL*
tropjes van grooter Bloempjes« Het groeit op Hoofd-
de hooge Gebergten van Tyrol en op den Bal-STUJC*
dus-Berg, in ’t Veroneefche. Doktor Scopoli^ , iKOgr
fpreekt dus van decze drie Soorten«
,, Alle de Alpifche Raponsjes, naameiyk het
„ halfronde, gebladerde en gekroonde, komen
3j doorgaans voor op de Alpifche Velden. Z o
„ menigmaal ik de verfchillende mónfters, daar
,, van in verfcheide Landfchappen verzameld,
„ befchouw ; zo menigmaal twyfel ik , o f niet
„ dezelven van een en de zelfde Plant, het
j, Halfronde naameiyk, weleer haare afkomst
„ gehad hebben. Want deeze heeftop de Alpen
„ van Karniolie veel breeder Bladen, dan op die
,, van Switzerland en Tyrol. Uit Styrie heb ik
„ mónfters gekreegen, met de Bladen volftrekt
„ eveneens, als ’er voorkomen in de Afbeelding
„ van het Kleine Alpifche Gekroonde Raponsje,
„ by J. B a u h i n u s . In myne Vaderlandfche
„ Alpen heb ik een monfter gezien van het Half-
„ ronde Raponsje , een Voet hoog , met alle
Bladen Lancetvormig gekarteld, en een ander
5, wederom van twee Duimen, met de onderfte
j, Bladen byna Hartvormig engefteeld. Zove r-
3, andert allengs, door het verbreeden van de
„ Stengn
j. P r o d r , 33. T. 33. Trachel. petraut» minus. PON. S a ld i
32«. Tab. Camp. Sphosrocepli. perveuufta. Pluk, Alm, 77. T.
i j ï . f. 6 . Hall. Gguan, & c,