IV.
A fdeel.
H oofds
tu k .
Eenvtiy'-
vite.
494 • - V v f m a n n I g e K r u i d e n »
gebraden kan hy gegeten worden* Men heeft
>er* in de Geneeskuude , fomtyds als eeuPur-
aeermiddel gebruik van gemaakt, doch braave
Artfen ontzien dit wegens de fcherpte. Uitwendig
T.
Mtnyan-
tb‘ s Nynt‘
phoidcs.
is het uitgeperfte Sap van aanmerkely-
ken dienst, «o tot zuivering van oppervlakkige
Zweertjes in de Huid , als om Knoeftge-
zwellen te doen Verflaan , en het maakt een
voornaam Ingrediënt in ’ t Unguentum Arthanu
t(s uit.
(2) Varkens - Brood met den rand van de
Bloem knikkende.
Dccze Indifche Soort, Ürulu by de Ceylo-
neezen genaamd, alwaar Uru een Varken betekent,
zal misfchien dergelyke Eigenfchappen
hebben als de'voorgaande.
M e n y a n t h e s . Ruigbloem.
In dit Geflagt maakt de ruigte van de Bloem,
die als met Haairtjes begroeid is en eeft twee-
deeligen Stempel h e e f t , met een eenhokkig
Zaadhuisje, de byzondere Kenmerken uit. Het
bevat, drie Soorten, als volgt.
( 1 ) Ruigbloem met Hartvomige effentandi~
(2) Cyclamen Corollx limbo nutante, Fl.Zcyl. 4°I- BURM,
Ft. Ind. p. 4.2. llUEM. Zeyl, 84.
(1) Menyan lies Fel. Coidatis integerrimis, Corellis ciliatis.
P ë n t a n d r i a . 0 $
flipe Bladen, de Bloemen aan de kanten IV.
& Afdeel*
ruig. v.
. , Hoofd-
Deeze zyn de Kleine'Geele Plompen, in bree-gTUK,
de Graften van Engeland , als ook in Deene- plompen*
marken, Pommeren , Rusland, ja op veeleachnse*
plaatfen in de Wateren van onze Nederlanden
groeijende. L ob e l geeft ’er een taamelyke'
Afbeelding van en z e g t , dat de Bladen op
dikke Biesachtige Stëeleh , Van drie, vier o f
zes Ellen lang , voortkomen , hebbende aan ’t
end een enkel Blad en zydelings een Bloem-
kroontje uitgeevende. De Bloemen zyn Sterachtig
en geel van Kleur.
(2) Ruigbloem met Hartvormige, eenigs- n.
zins gekartelde Bladen, Bloemdraagende J o ö u
Bladjieelen en van binnen Üaairige £loe-^che*
men.
r In de Wateren van Oostindie, binnenslands,
zo aan de Kust van Malabar als op C ey lon,
groeit deeze , volgens L ï n Nj®us , die daar
toe betrekt de Ceramfche Plompen van R ump
h i ü s
Syfl. Nat. XII. Gen, 202. p, 152. Veg._ XIII. p, 164. H.
Cliff. R. Lugib. 430. Dalib. Par. 62. Nymphara lutea minor,
Flore fimbriato. C. B, Pin. 194. Nympli. lutea minot
Septentrionalium. Lob. lc. S9S.
(2) Menyanthes Fol. Cordatls fuberenatis &c. Ft. Zeyl.
72. Nymphaa Ceramica. R umfh. Amb. VI. p» 173. T.
72. f, 13, Nymphoides Indica Flore albo fitnbiiatot Tournf.
h ifi. IS4«
p, DEEL. VII. STUK,