IV. ( i ) Eerenprys met endelingfe Bloem-Aairen \
A f d e e l . zeven gekranste Bladen; de Steng eenige%\
H oo fd- rnaate ruig.
■ TUE«
i. Van haare Groeiplaats heeft deeze den byj
zynde een der hoogfte Gewasfen in dit?
iiberifche. Geflagt. De Steng is vier Voeten hoog : dc
Bladen zyn eens zo breed als in de volgende,
D e endelingfe Bloemfteeltjes enkeld : dc zyde-
lingfe met twee gepaarde ovaale Blaadjes: de
Bloemen blaauw met een klein P ypje, in fpitfe
Slippen verdeeld , 'onder ieder een zeer klein
Blaadje: zo G m e l i n heeft waargenomen (*).
iT. (a) Eerenprys met end* Bloem-Aairen, en vier
S j t ó ? * of vyf Bladen.
fche,
Deeze, in Virginie groeijende, heeft vier of
v y f Bladen by elkander, Kranswyze aan de
Leedjes geplaatst en Zaagswyze getand. Zy
groeit tot een taamelyke hoogte en bevindt zig
in de Kruidhoven van Europa, draagende wit-
te Bloem-Aairen.
C3)
(1) Veronica Spicis terminalibiw, Fo!, feptenis vem'cillatis,
Caule fubhitto. Syst. Nat. XII. Gen. 25. p. 57. Vrg. XIII.
p. jtf. Veronica fpicata altisfima &c. Amm. Rutb. 20. T. 4.
(*) Limbo aemo parvo fchryft de Ridder, dat niet verüaan-
kaar is, ten opzigt van Bloempjes in vier lange Slippen verdeeld,
gelyk de Afbeelding aanwyst.
(2) Veronica Spie. term. &c. Ver. Fol. quarernis quinisve
H. Cliff. 7. Gbom. Vir%. EU Lugdb. 301. Vfronica Virgi-
niama proccrior &e. Pujk. Alm. 333. T. 76, (} z,
C3) Eerenprys met end. Bloem-Aairen, « lV> ;
drie Bladen die egaal getand zyn. fdeel*
Hoofd»
De driebladigheid maakt deeze zonderling, sX0K.
die haare Groeiplaats heeft in de Zuidelyke in.
deden van Europa en in Siberic. Z y komt
«ook fomtyds voor met gepaarde o f overhoekfe B-istetdc.
Bladen , zo de Heer G ouAn aanmerkt, die
’er 'zo wel de ge-aairde Smalbladige als Lang-
biadige van T oürnèfo rt toe betrekt, waar
van de Breedbladïge eene Verfcheidenheid zóu
zyn , volgens F a b iu c iu s , in deszelfs befchry-
Jving der Planten van den Helmftadfchen Tuin.
■ (4) Eerenprys met end. Bloem-Aairen , en drie ■ iv.
Bladen die ongelyk getand zyn. stt3ndfchc.
• De eze, die haare Groeiplaats in dorre onbelommerde
Landsdouwen, aan de Zeekusten van
Europa heeft, is , zo wel als de voorgaande,
doorgaans driebladig ; maar de Ridder wil ze
door de ongeiykheid der Zaagswyze Tandjes
onderfcheiden hebben. Zyn Ed. hadt dezelve
by de Laplandfche Grenzen , aan den Noorder
Oceaan, dikwijs gezien, doch nergens was zy
hem
I (3) Veronica Spie. term, 8cc. Ver. Spicata angustifolia. C.
B. Pin. Tcurn. Injt. J43. Vetonica nut furrefta clztior.
BAr b. Rar. T. 851.
| (4) Veronica Spie. term. Scc. Oed. Dan. 374. Fl. Suec.
Vet. Fol. fsepius ternis. H. Chff. R Lugdb. Lyfimachia fpi-
icata coerulea. C. B. Pin. 246, Pfeudo-LyfimachiutncxiHleum,
|O00. Pempt. 8tf. LOB. Ie.
1 XI. deel. vu, stvb.
w
3
1 ‘21'