A fdeel.
IV.
Hoofdstuk.
XVII.
Galium
p u r p u -
reum.
Paaiich.
XVIÏI.
ubrum.
Rood.
XIX.
Sorealt.
Noordlcb,
lige Kroontjes van witte Bloempjes met geele
Meelknopjes. De Groeiplaats is in Tartarie,
Ooftenryk en de Zuidelyke deden van Europa.
( 1 7 ) Walftroo met gekranfie Borflelig Liniaale
Blaadjes en Haairachtige BloemJieeU
tjesy langer dan het Blad.
De eze, in Italië groeijendë, is van Colum-
na Zwart paarfch Berg-Waljlroo met zeer dunne
Blaadjes getyteld. Z y maakt de Derde Soort
by den Heer A. v a n R o y e n uit.
(18) Walftroo met gekranfie Liniaale uit gebreide
Blaadjes en zeer korte Btoemfteeltjes.
Onder den naam van Rood Walftroo ftaat dee-
ze by B a u h in d s , en is de Tweede Soort by
gezegden Hoogleeraar. Z y voert dien naam wegens
de roode Kleur der Bloemen en groeit in
Italië.
(19 ) Walftroo met viervoudige Lancetvormige
drieribbige gladde Bladen, een regte Steng
en ftekslige Zaaden.
Deff17)
Galium Fol. Ver tic. lineati-letaceis ace. H. Cliff. 34*
H» Lugdb. *56. Ga’liura nigro purpmeum ment. tenuifol.
Col. Ecphr. I. p. »»(.
(18) Galium Fol. verticül. ltsearibus patulis &c. H. Cliff.
R. Lugib, SOUP. Carn. 341, GalliuiB rabium. C. B. Pin.
as» Clus. Hifi, II. p. n u
(19) Galium Fol. quatonis Lanceolatis ttinerviis glabris
&c. Fl. Lapp. Suec, H. Cliff. R» Lugib. 237, HALL. Helv.
4Jo. Rubia pratenlis Ixrif acute folie. C . l . Pifft } 33, Prtir*
ï f s. Buas, SlXf 1/.
Deeze Soort is door geheel Sweeden een ge- IV.
meen Kruid , wordende Mattara genoemd in
Finland, alwaar hét Vrouwvolk met de Wor- Hoofd-
tels, die Dfaadachtig dun zyri, de Wolle e n STUK^
I Wollen Stoffen rood verwt. Men betrekt
I toe de effent fpiisbladige Veld-Krappe van Bau-
I h in o s , door hem befchreeven, als Stengen heb-
I bende van een Elle hoog met taamelyk breede Blaadjes, van een Duim lang, in ’t Kruis bezet.
I Hy hadtze ook op de Velden by Leipzig gevon-
I den. In Switzerlahd groeit dit Kruid, volgens
1 den Heer H a l l e r , tot twee Ellen hoog.
(20) Walftroo mei viervoudige ftekelige Bla- ,
den , eenbloemige Bloemfteelijes en ruige Maria.
Engten. S a a i
Hier is de Steng gearmd, ruig én zeer Tak-
| kig, met de uiterfte Takken gegaffeld, met Lan-
I cetswys’ Eyronde Bladen, die meest by vieren
| gekranst zyf i t De Bloemfteekjes Haairdun, kor-
{ ter dah de Bladen, hebben kleine Bloempjes, I Het groeit in de Levant.
(21) Walftroo met viervoudige Liniaale ftom- xxi.
pe Blaadjes, de Takjes zeer getakt. % £?***
B e n u t j -
Tot^^«
(20) Galium Fol. quatemis hispidls &c. Apartne rnariciraj
I iheana Flore purpureo. Tóurnf. In ft. 114.
(21) Qalium Fol. quatemis Linéaribus obtulis tcc. Gro.V.
I Virg. 1*. Rubia tetraphylla glabra latiore folio Berraudcafie,
' ?luk. Alm. 31+. T. ï+i, Raj. Suppl, z 6 i ,
T a
IL Dut» VH. Stuk.