47Ó
IV. jïifi zes-, de middelften viervoudig, een
A fdeel. Jlappe Steng; de meefte Bloempjes in drieën
Hoofd- gedeeld.
STUK.
Eenwy. Op Steenige dorre Heuvelen van Thuringen ,
v'x#‘ Vrankryk en Siberie, is dit een gemeen G e was
, inzonderheid in Sweeden, alwaar men ’t
in Gothland Wadra noemt , gebruikende de Wortels
van deeze o f eene volgende Soort om de
W ol rood te verwen; waar van de bynaam.
vt. (6) Ruuwkruid met viervoudige fmal Lancet-
pSyrmafca vormige Bladen, een Jtaande Steng en de
Pyrc- Bloempjes meestal in drieën gedeeld.
neefch.
Van de Groeiplaats heeft deeze den bynaam,
D e Stengen zyn maar een Span hoog,• de Bloemen
rood.
vn.
Cynanchi*
em
Worgkeelig.
( 7 ) Ruuwkruid met viervoudige Liniaale Bladen,
de bovenften gepaard: een opgeregte
Steng en vierdeelige Bloemen»
Van het geneezen der Keelziekte heeft deeze
den bynaam, dien zy reeds te vooren bekomen
hadr.
(6) As ferula Fdl. quaternis Sec. Rubia Cynanchicj Saxati-
1)1» C. B. Pin. 3 3 3. Proir. 14«. BURSER XIX. 9.
(7) Asptrula Fol, quaternis linearibus Sec, R. Lugib, 253,
3AUV. Mtnsp. i<3. GoUAN Monsp, 66. GEE. Prov, n j .
Garid. Aix. 413. Rubeola vulg. quadrifolia latvis, Tournf.
Ik ft. 130. Rubeola Fol. quaternii See. hall. Hclv. 458. Rubia
Cynauchica. C. B. Pin, 333. Gail» montan, latif. cm*
datum. Col. Ecphr. I. p. 257. f, 1. Gall* album minus»
TABERN. Miß. p. 433- f. z*
\
hadt. Dus noemt B auhinus dit Kruid Rubia
Ctynanchiea , doch by anderen heet hetzelve jV.
Klein wit Waljtroo, en Rubia Saxatilis by Ca- Hoofp-
MERARiusj door wien hct op Steenige plaatfens^ * *
en aan fchraale Dyken, zo in Frankenland a ls^ ,
in Thuringen , dikwils gevonden was. In de
middelfte en Zuidelyke deelen van Europa komt
het alom op dergelyke Gronden voor. In onze
Provinciën groeit het ook aan de kanten van
Zandige Bouwlanden, zo by Haarlem, als by
Utrecht, Zwol en elders.
Ontelbaarc , vierhoekige , Takkige Stengs-
tje s , van een Voet hoog, zegt de Heer H a l l
e r , maaken oyerblyvende Plaggen. Vier
Blaadjes heeft h e t , doch aan den oirfprong dey
Bloemdraagende Takjes maar tw e e , die lang,
ftev ig, fchraal en fpits zyn, De Bloemen komen
in Takkige Kroontjes, aan byna ongebladerde
Takken voort, uit de Oxels der Bladen;
zynde natuurlyk Vleefchkleurig, met purpere
Aderen getekend.
(8) Ruuwkruid met viervoudige ovaale ongerib- vm.
de gladachtige Bladen, driedeelig ge gaffel-
de Bloemfteeltjes en ruuwe Zaaden. Giadaci*.
tig.
Dee-
(*) Asptrula Fol. quat. ellipticis enenril» &c. Syst, Nat.
Vtg. XIII. Mant.' 31. 330. Bocc. SU. to. T. 11. f. j. Gallium
rotundifolium.. Sp. Plant. p. 1 $6. Cruciata minar glabra.
Barr. Icon 323» Cruciata Luiinnica latif. glabia Fioie
aibo. tournf. Inft. n j ,
s 3