IV.
A f d e e l .
v.
H o o f d stuk.
Eenwy-
Deeze voert den bynaam van Vl'afchbladlg s
om de zelfde reden, waarom de Duitfchers aaö
dit Geflagt den naam van Leinkraut geeven. Ik
noem het liever Vlafchblad , dewyl die naam
aan het Kruid Linaria eigener toebehoort en
tytel deeze Gemeen; om dat zy de gemeenfte
Soort i s , voorkomende op drooge Gebergten in
Duitfehland en de Zuidelyke deelen van Europa,
als ook in de Levant en volgens den Heer
P a l l a s in Siberie. B a u h i n u s hadt het
Berg ■ Vlafchkruid , met witachtige Bloempjes ,
geheten, en T o u r n e f o r t Byvoet met Vlafchkruid
Bladen, hebbende den Kelk der Bloemen
wit.
Volgens G ouan is ’t een Kruid van anderhalf
Voet hoogte in Languedok. Volgens Cli>
sius , die ’er de Afbeelding van geeft, heeft
het by Weenen Takjes van een Voet laDg,
maar by Parys viel het kleiner. De Heer Hal«
I . E R ze gt, dat het niet zeldzaam voorkomt op
de Switzerfche Bergvelden en befchryft het als
zeer Takkig , met ftyve fmaïle Blaadjes, geé-
vende overal Bloempjes, die in ’t eerst groen ‘
achtig wit, vervolgens geel worden. Hieronder
zit het Vrugtbeginzel, waar uit de Slippen van
den Kelk fpruiten, die Klokvormig i s , in vier
o f vyven gedeeld, geevende even zo veel
Meeldraadjes tot de zyden uit. Hy heeft Van
binnen de zelfde Kleur als de Bloem. De Styl
is enkeld; de Stempel Klootrond.
(2) Vlafch-
(a) Vlafchblad met een gebladetde Tros en Li-
niaale Bladen.
.Op de Bergen en Heuvels van Italië en Pro-
Vente, niet alleen , maar ook omftreeks Wee-
hen ( * ) , komt deeze voor, welke van devooi-
gaande verfchilt door niet Takkig te z yn , de
Bladen fmaller , digt by elkander; de Bloemen
niet gepluimd maar getroft të hebben , zynde
dezelven dikwils in vieren * niet in vyvën, ja
Ook forOtydS in drieën gedeeld. Dëezë Soort vergaat
tegen den Winter niet, maar heeft een over-
blyvende Worteli
(3) Vlafchblad mei byha geaairde, ïïaairswys’
gewolde , zydelingfe Bloemen, en Elsvormige
Bladen.
De reden van den Latynfchen bynaam deczcr
fiieuwë Soort, die aan de Kaap der Goede Hope
, door den Heef K o e ft 1 O, gevonden i s , niet
doorgrondende, noem ik ze Wollig, wegens
dé
(2) Tbeftum Racemri foliato, Fol. Iinèaribus. Liriopbyllttnt
Collinuni lignofum minus. Pqnth. Anth. 261. Seg. Ver on.
III, p. 90. Akbiniilia Alpina Linaria foliis Sic. TIll. Pis.
S, Alchim. Linaria: folio Scc. SH.VW. Spée. 14. Jacc^. Vini.
ZI3. GAE. Proy. 44i. T, 17. f. x.
(*) Habitat in Ital'iA Alpibus , in SuectA Collibus , zegt
LilStöiiitJS in Spec. Plant. Waarlchynlyk zal dit ook een Druk«
fëil zyn, pm dat bet onder dë Sweëdlchè Planten niet ia aangetekend.
jAcbuiij vondt het by Weeneri in Ooftenryk.
Cs) Tbeftum Elot. fubfpiicatis fecundis ciiiato - Lanatis. Moeit*
i t ï .
A f d e S l .
v.
HoofÖ-
S T U K .
JJ.
Tbeftuek
jAlpinünti
Italifchj
Ut.
Frifed.
Wollig*