E e nma nn i c e K ruiden.
IV. ken kon. Hedendaags geeven de Franfchen nog
A fdeel. aan £en R otting den naam van Canne , welke
daar van afkomftig is. Hoofd Deeze Plant, echter*
STUK. verfchaft geenszins de gewoone Rottingen: ook
is ’er niets in , dat zweemt naar de Kalmus :
gelyk zou fchynen uit den gewoonen naam
Cannacorus, die door T ournefort tot een
Geflagtnaam was gebruikt. Doch zy heeft,
wegens de Struikachtige groeijing, eenige overeenkomst
met de Pifang o f Banannen-Plant,
(Mufa) zynde daarom met dezelve en met de
zeven volgende , door den Ridder , tot eejne
natuurlyke Orde van Scitamina betrokken geweest
(* ) .
De Kenmerken zyn een zesdeelige Bloem,
die regtopftaat, de Lip in tweën gedeeld en
omgekruld hebbende, met een Lancetvormigen
S ty l, die aan de Bloem aangegroeid is en een
driebladigen Kelk.
In dit Geflagt komen drie Soorten voor, die
allen uit de andere Wereldsdeelen afkomftig
z y n , als volgt.
( i ) Bloemriet met Eyronde, aan beide enden
i.
Canna
fpitfe, geribde Bladen.
Jndica.
dig! Deèze Soort, die onder de verzengde Lugtftreek*
(*) Zie Link. Phil. Botanica p. 27 8c het II. Deels I.
StUK van deeze Natuurlyke Hiftorit, bladz. 177.
( i ) Canna Fol. ovatis utrinque acuminatis nervofis. Syst.
Nat. XII. Gen. 1. p. $o.,Veg. XIII. p. 49. Cannacorus.
Rumph. Amb. V. p. 177. T. 71. f. 2, Arund» Indica lati-
folia. c. B» Pin. 19. Lok, Je. 56.
M o N A N D R I A . 5
ftreek , in alle de drie Wereldsdeelen, buiten IV.
Europa, voorkomt, wordt ook wel Flos Cancri ^FDEEL*
genoemd, wegens de roodheid en figuur van de Hoofd»
Bloem. Men geeft ’e r , in ’t Maleitfch, denSTuK*
naam aan van Daun Tasjibel, dat is Paternoster- Mmtgy
kruid, om dat de Moorfe Paapen en Roomfch-
gezinden van de Zaadkorrels Paternosters ma»-
ken , zegt R u m p h i u s ; rygende die, wan»
neerze half ryp zyn , aan een Koperdraad, en
ze dan droogen laatende. Dus worden die Korrels
hard, zwart en glad, gelyk Yvoor, en haa-
re rondheid maakt, dat men ze voor Kraaien
zou aanzien.
’t Is een Plantgewas met dikke Stengen, ter
hoogte van v y f o f zes Voeten, waar aan over-
hoeks Bladen groei jen , die eens zo lang als
breed z y n , en dus van eene Eyronde figuur,
met een fpitfe Punt, van agteren twee Kwabben
hebbende, die de Steng eenigermaate omvatten
(* ) . Deeze Bladen vallen wel een Voet
lang en een half Voet breed. De Kleur is
blygroen: zy zyn glad , e n , behalve de over-
langfe Rib o f Steel, met veele kleine Ribben,
als Adertjes, fchuins van dezelve a f, doortoogen.
Volgens de bepaaling van den Ridder , in PUL Bet.
p. 42, gemaakt, is een Folium tvatum aan 't agter-end rond
( Bttfi fegmtnte Circuit circumfcripta;) 't welk ook in deeze
plaats heeft , gelyk uit de Afbeelding en zo uit verfche
Planten als uit rnyne gedroogde Bladen blykt : hoe kunnen
dan deeze Bladen aan beide enden ipits zyn ?
A 3
O, Deel. vil. stuk*