IV. een weinig krom. De Kleur was bleekblaauw
AfDEEL.en jjet Zaad, hoewel onryp, geleek zeer naar
Hoofd- dat van ’t gemeene Slangekruid. De Vrugtmaa-
STUK. jjende deden fteeken niet buiten de Bloem uit.
xi. ( i i ) Slangekruid met de Meeldraadjes korter
Lufitam- dun de Bloem♦
c u m .
Porm- -ï . n *
geefch. Die zelfde Kruidkenner nam deeze boort in
Portugal waar ; ten minfte fchynt zyn Porlu-
geefch Slangekruid, met zeer breede Bladen ,
hier betrekkelyk te zyn.
M E S S E R S C H M I D I A f
Dit Gdlagt heeft een Trechterachtige Bloem,
met een naakten Keel; zyndc de Vrugt een
Kurkachtige Beziè , in tweeën deelbaar, waar
van iéder 'tweezaadig.
i. Hier van is maar ééne Soort bekend ( i ) , wel*
jthniia l<e ’ de Ridder voorheen tot bet Geflagt van
Argufia, Toiirnefortia betrokken hadt, jgelyk ik gemeld
^ i i fm heb *. Z y groeit op Zandige, d'rooge, dorre
iv. s tu k ,Bergen, aan de Rivier Argun in Siberie, vol-
bl* 17S* gens den Kruidkenner Messe.rschmid ,
welke ’er , deswegen , den naam aan g a f van
Af*
( n ) Echiitm Corollis Stamine longiwibus. Echiuin Caule
limplici. Sec. R. Lugdh. 407. N. i.Echium amplisiïmg folia
Lufitanicutn. Tournf. In ft. 13 S ?
( j) Mesferfchmidia. Syst. Nat. XII. Gen. 1745. p. 149. Vez,
X I I I.p. 161. Mant. 42, 334. TournefortiaSiberica. Sp, Plant.
jo l. Argnfia roontana. Amm. Ruth. 38. Mesfetfchmidia, //,
Ups. 36. A3 , Pump, 1763. P< 315* T. i i .
Argufia , hoewel mehze ook elders vindt, De IV»'
laatére Kruidleezer, de Heer Gmelin , ver»
haalt , dat de Mesferfchmidia overvloedig aan Hoofd-
de Don, die in de Kaspifche Zee valt, doch STÜB:*
ook nergens dan in Zand groeit ( * ) . gyS*'
Volgens den eerften Vinder van dit Kruid,
daar het Geflagt den naam naar vo e r t, geeft
het uit eenen harden blyvenden Wortel veele
Stengetjes, zelden hooger dan een Vo et, fom-
tyds in Takjes verdeeld, met Bladen naar die
van Vlafchkruid gelykende, by digte tropjes,
wederzyds groen , zagt en glad. Drie , vier
en meer Bloempjes komen in de Oxels en aan
de Toppen voort , en de Vrugt gelykt naar
die van den Sorbus , doch is droog, als ik gemeld
heb. Door de voortteeling uit Zaad, in de
Petersburgfehe en Upfalfche Kruidhoven, fchynt
.het aanmerkelyk veranderd te zyn geweest:
doch het aart ’er niet , zo min als veelen
van de koude Bergplanten.
N O L A N A.
Dit Geflagt heeft een Klokswyze Bloem ,
niet den Styl tusfehen de Vrugtbeginzels, en
brengt v y f Befieachtige Zaaden voort , met
twee Holligheden.
Geen andere Soort is daar van bekend ( i ) , r.
NoUna
profbrata.
(*) Gmël. Rtizen. I. Th. p. 115. Leggende,
(TNoIana. Syst. Nat. XII. Gen. 153. p. 149. Vcg. XIII.
P. 161. Atropa Foliis getninatis &c. GOUAN Monsp. 82.
G g 2 wal-
IJ. Desi.. VII. STUK.