IV. De Groote Weegbree Afnif onzer Velden maakt pt _
IV * hier de eerfte Soort uit. Decze groeit niet al-
Hoofd- leen door geheel Europa, maar ze lfs, zo de
it u k . Ridder aantekent, in Japan, en volgens den
vizeïttWy Heer C l a y t o n inVirginie, aan de Wegen.
De Weiden en Akkers zyn ’e r , indien menze
groeijen laat, ook niet van ontbloot. „ In de
, , Tuinen, zegt de Heer H a l l e r , is deezc
„ de gemeenfte en vult de Potten met haar
„ haatelyke voortteeling (*) , Grooter dan de
, , overigen zynde , brengt zy dikwils Bladen
„ van verbaazende grootte vo o rt, die platte
„ Steelen hebben, altyd langer dan in de Mid-
„ delbaare o f Ruige Weegbree, fomtyds byna
„ een Voet lang. De Bladen zyn glad, doch
„ met ruuwachtïge Ribben, die ’er zeven zyn,
, , minder famenloopende. De figuur is kort
„ Eyrond ; de rand fomtyds geheel , fomtyds
„ op verfcheide manieren getand en uitgehoekt.
, , D e Aairen zyn zeer lang en fchraal.”
Men heeft dit Kruid in ’t Latyn, zo ’t fchynt
wegens de Voetzoolachtige figuur en legging
o f ook wegens de grootte der Bladen, Planta-
go geheten. Hier van is de Itaïiaanfche naam
Plantagine, als ook de Franfche en Engelfche
Plantam, afkomltig. In Karniolie noemt men
het Trapotez, in Boheme Gitrocell, in Honga-
rie Utifiu , dat is Wegkruid, en in Sweeden
Gro-
(*) Haec in Hortis frequentior ést, etTestasproventu odio-
fo replet.
Groblad. Onze benaaming komt met da Hoog-
duitiche Wegebreit overeen. Het wordt ook 1V
fomtyds Wegblad o f TPcgoblad geheten» Hoofd*
De gladheid der Bladen ondcrfcheidt byzon-
derlyk deeze Soort, die fomtyds zo klein voor- nia°n<,S3‘
komt, dat men ze anders met de Middelbaare
ligt verwarren zou. Dit maakt een Verfchei-
denheid uit, doch o f de Z e c -lVeegbreev&'R CoM'
melyn , hier aan den Zeekant voorkomende,
grooter zy van Blad dan die in Switzerland,
hier voor befchreeven, zou ik zeer twyfelen.
Op fommige plaatfen komt deeze Groote gladde
Weegbree met verdeelde Aairen voor, en
fomtvds zyn die Aairen van zulk eene gehalte
, dat menze Roos-Weegbree noemt. De Heer
H al l er ze gt, dat dit alleen eene Verfchei- .
denheid is , door Blaadjes, uit de Aair voort-
groeijende veroirzaakt, doch anderen befchry-
ven deeze Roos-Weegbree als Haairige Bladen
hebbende. Somtyds zyn het als groene Roo-
zen , op ’t end van de Bloemheng : fomtyds
loopen zy in lange gebladerde Aairen uit Het
een en andere vindt men by W e i k m a s n
afgebeeld (* ) .
„ Wonderbaar is het verfchil van deeze Soort
,, in Grootte, zegt L i h h a o s j W y hebben
,, een volmaakte Plant daar van korter dan een
„ Nagel, en even de zelfde Soort gezien met
„ een Steng van *s Menfchen hoogte. Deeer-
„ fte
(*j Zie zyn Kruiding, Plaat Noratn. szi ca iizt
V 4