iv.
A ïdeel.
v.
H oofdstuk.
‘Tyieeiuy-
De Bladen, zo raauw als gekookt, werden tos
een Pap gebruikt, tegen koude Gezwellen en
Pynlykheden. Het droeg Saffraankleurige Bloemen
, naar die der Ranonkelen gelykende, op
welken twee Vrugten volgden, van eene T e s tikelachtige
figuur, met eene witte Wolligheid
en klein breed Zaad. Die Wolligheid werdc
van de Egyptenaars als Katoen om Matrasfen
te vullen, o f ook tot Tonder gebruikt, vattende
zeer ligt Vuur.
D e Groeiplaats van dit Kruid was op vogtige
plaatfen, daar het Nylwater lang fiaan b leef,
by Kairo en Alexandrie. V e s l i n g i u s , de
befchryving willende ophelderen, geeft', zo de
Ridder aanmerkt, een andere Soort, die thans
volgt. De tegenwoordige is-door verfcheidene
in Plaat gebragt, en het allerfraaiüe in ’t Werk
van S EBA, met welke Afbeelding, hoewel het
Gewas aldaar A m r ik a a n fc h genoemd wordt, het
Takje met Blad en Bloemen veel overeenkomst
h e e ft, dat ik uit Ooftindie ontvangen heb, en
waar van ik hier de Afbeelding g e e f, wegens
de daar by zynde V ru gt, die aan de meefte
andere Figuuren ontbreekt; als ook om de zonderlinge
Geftalte van de Bloem naauwkeurig te
vertoonen, die anders wat drifter door den Ridder
was uitgedrukt (*).
Dit Gewas fchynt ook door R umphi us
voor-
,(*) Ne&arin promunt non Cormcnla Suhutata, fed Lam!,
nas Solidas conniventEs. Sp. Plant, II. p. 31a.
voorgefteld te z y n , onder den naam van M a - IV.
dorie * S t r u ik , welke zig kort boven den Wor-
■ tel in Takken van dikte als een Arm verdeelt, Hoofd-
en Bladen h e e ft, naar die van ’t Wollekruid5TUK*
gelykende, van zeven tot negen Duimen lang Di& nia'
en half zo breed, by paaren kruislings aan de
Stengen geplaatst en ongefteeld. Tusfchen de
Bladen komt een Steel voort, zegt hy, die een
Bloemkroontje draagt, van v y f o f zes Bloemen,
welker zonderling famenfcel hy aldus befchryfc.
,, Z y beftaan voor eerlt uit v y f uitgebreide
5. Blaadjes, -welker randen neerwaardsgeboogen
si zyn , o f in de gedaante van Haanetongen j
„ van Kleur paarfchverwig aan ’t uiterfte met
„ een weinig licht -blaauw vermengd. Indemid-
„ den is een vreemd Geftel, verbeeldende den
„ Voet van een Zilver Zoutvat, te weeten,
, , gemaakt van v y f Krullen, van Kleur ligt-
, , purper; hebbende boven op een vyfhoekig
s» groen Kaasje, en in deszelfs midden nog een
as groen Dopje, in tweeën deelbaar.”
Op onze Plaat X L I V , ziet men vooreerst een
Takje van dit Gewas afgebeeld, met het Bloemtros
je , van eenigegeflooten Bloemen, op zynen
dikken Steel, tusfchen de Bladen, by A. Een
ge-opende Bloem is by B , in meer dan Natuur-
lyke grootte, vertoond, waar binnen zig het
gemelde. Geftel openbaart. De v y f Honigbakjes,
naamelyk, geeven Plaatjes uit, die zig ver-
eenigen met het Middélftuk en ieder gekroond zyn
met een driepuntig Standertje. De Bloem heefc