IV.
A fdeel.
v.
H oofdstuk.
vil.
Phlox
Ovata.
Rondbla-
dige.
VIII.
%ubulata.
Elsbladige,
IX.
Setacea.
Boritelige,
en dus gemikt: de Bladen Lancetswys’ Eyrond,
' by v y f paariDgen om de Steng geplaatft. De
Bloemen komen uit de mikken, der Stengen
en de Oxels der Bladen voort. Z y zyn bleek
blaauwachtig, met een krom Pypje.
(7 ) Vlambloem met Eyronde Bladen en een-
zaame Bloemen.
Deeze heeft de rondde Bladen van alle Soorten
; maar dezelven zyn klein en de Bloemen
komen eenzaam, niet by Trosfen, voort.
(8) Vlambloem met Elsvormige ruige Bladen
en gepaarde Bloemen.
De Slippen van de Bloem zyn uitgerand en
het Pypje is tweemaal zo lang als de Kelk, in
deeze Soort, welke, gelyk de twee voorgaan-
den, haare Groeiplaats in Virginie heeft.
(9) Vlambloem met Borjlelige gladde Bladen
en eenzaame Bloemen.
Deeze , ook een Virginifche Plant, i s , zo
wel als de naastvoorgaande, door P l ü k e n e t
in Afbeelding gebragt. De Bloempjes zyn
on-
(7) PhUx Fol. ovatis. Flor. IbUtariis. Lyehnidea Fiftulofa
Marylandica, &c. Plok. Mant. 122. T, 348. f. 4.
(8) Pbloar Fol. Subulatis hirfutis &c. Lyfchnidea Biattarijr
aceedens Virginiana. PiUK, Alm. 233. T* 98, f. 2.
(9) Phhx Fol. Setaceis glabtis &c. Lyehnidea Blattawe
sccedens &c, Pluk. Alm. 233. T. 98, f, 3.
Ongemeen fraay in deeze twee laatfle Soorten, Itf.
•die aartige 'kleine Gewasjes uitmaaken, verfie- Arö^ u ’
•rende de Velden ongemeen. Voorts is het H o o f d *
zonderling, dat deeze Vlambloemen in Noord-sTUK*
Amerika de plaats inneemen van de zogenaam-
de Koekkoeks- o f Kraaije t- Bloemen, kleverige
Lychnis , Koornroozen en derg’elykenj terwyl
men' van dit Onkruid niets in Europa, noch
misfchie'n elders vindt Q*) , dan deeze volgende
Soort, in Siberie.
O o) Vlambloem met Lirdaale Haairige Bla- x.
den en drievoudige Bloemjteehjes. sZrka.
Siberifchft
Deeze verfchilt van de laatftgemelden aan-
merkelyk , doordien de Slippen der Bloemen
niet uitgerand , en die van den Kelk zo lang
zyn als het Pypje van de Bloem. Op ’t end
der Stengetjes, die zeer klein zyn en op den
Grond leggen , komen twee o f drie naakte
Lymeïige Bloemfleeltjes voort , een weinig
langer dan de Blaadjes. De Bloempjes zyn
•blaauw van Kleun
G O-N»
Cr) tndien het eerfta Oir van alle Cewasfen in ’t Paradys
gevormd ware , gelyk het denkbeeld van Linnsus is ge-
weell i zo zou het zeer onbègrypelyk zyn , dat in het verbreiden
over den Aardbodem deeze Vlambloemen niet ergens
Grond gevat hadden, dan in Nootd-Amerika alleen; terwyl
in Europa genoegzaatne Streekén zyn , van eeia dergelyk
klimaat en Grond.
( I0) Tblox Fol. linearibus ylllóïis , Peduncuüs temis. Am.
At ai. li. p. 3^4,
L I