IV.
A fdeel.
I.
Hoqfd ■
fTUK.
Etnwyvip.
Deeze Kenmerken gebruikt L i n n je d s , om
de Lange Kurkuma van de Ronde te onderfchei*
den. De vermaarden P. B e r m a n n u s , in
zyn tyd lioogleeraar van den Leidichen Aka*;
demie-Tuin , geeft een Afbeelding van deeze
P lan t, welke aarmerkelyk van die der voorgaande,
by Rumph us , .niet alleen in de ges
p t e van den Wortel, maar ook daar in ver-
fchilt dat zy een byzonder Onderwas. heeft,
niet uit den Steel, tusfehen de Bladen, voortkomende.
Hy fpreekt ’er dus .van. ,, Onder
„ verfeheide Planten,, die ik, uit het Oosten in
„ den Tuin heb overgevoerd , vindt men ’er
„ tot heden toe de Kurkuma, die by de Ara-
, , bieren en Indiaanen in zeer veel agting is.
„ Dezelve heeft een Knobbeligen, rolronden,
„ dwars geplaatflen W or te l, die Gemberagtig
„ i s , een Vinger dik, als uit veele Leedjes,
„ welke door Ringen aan elkander gevoegd zyri,
„ famen gefield, geevende daareenige dikagtige
„ Vezelen uit. Hy is zwaar, van buiten bleek
,, en taamelyk ruuw, van binnen Saffraankleu-
,, rig en door den tyd byna rood wordende ;
„ vast van zelfftandigheid, als o f hy uit een
„ verdikt Saffraankleurig Sap beflónd : van ee-
,,' ne fcherpe, bitteragtig’Kruidige, vette, Smaak
„ en flerk van Reuk. Uit ieder Leedje komen
„ bly-groene Bladen voort, .die plat zyn, een
„ Span lang en één of twee Handen .breed,
§f taamelyk fpits uitloopende, en zo zeer naar
3J die van jóng Indiaanfch Bloemriet gelykeftde,
, dat onkundigen deeze Planten naauwlyks van IV.
1 elkander kunnen onderïcheiden (*). i. *
33 „ Buitendien fehiet uit jonger en flerker Knob- Hoofd .
„ b e i s van den Wortel een Bloemfleng vaneen6™** ^
93 Span hoog, die fond is en Sappi gvan dikte n\am-m
” als een Schryfpen, - bleek groen, van onderen
„ naakt, van ’ t midden tot den top een dikke
„ ro n d e Aair maakende, welke uit Blaadjes be-
* „ flaat, die in ’t eerst bleek groten, 'naderhand
” geelachtig rood zyn o f bleek geel, ‘ twee Na-
” gels breed, allengs in een kromme Punt uit*
„ loopende , en Schubswyze geplaatst. ^ Tus -
„ fchen deeze Blaadjes zit een Lymerig taay
, V o g t, uit de by Nagt neervallende Daauw
” vergaderd. Tusfehen de Schubben komen
agtervolgelyk langwerpige Bloempjes uitky-
„ k en , zweemende naar die van’t Oostindifeh
„ Bloemriet; maar driemaal zo klein, doorgaans
uit vier geel- o f paarfchagrige Blaadjes be-
flaande, waar van het eene bovenfle fchuins
” opwaards .flrekt, de twee onderften regtuit,
„ doch het middelfle daar tusfehen eenigermaa-
n te gedraaid is en als bezet met, Franje, Wam
, , neer
(+) Hier door is Bqntius misleid geweest,; die , Hifi.
JV’/rr. 6* Md. Lite. VII. Cap. 3°, in plaats vsn de Kurkuma
*de Afbeelding van den Cannacorus, een Plant in de In,
diën, als ook in onze Tuinen , vry gemeen,heeft gegeven,
ctl op deszelfs Gezag betrok ook.dcheroemde Tournefort,
Vëtkeerdelyk , de Kurkuma tof het Geflagt van *t Indifch
Bloemriet. Zie In ft. Rei Htrb. Tom, I. p, 3 «7«
£ 2