IV. Buik en heeft den Keel gdlooten met Elsvor-
A fdeel, ^jgg gtraaien.
H oofd- Die Kenmerken hebben plaats in dit Gefiagt,
stuk. het welke drie Soorten , byna altemaal Euro-
pifche, bevat.
' “ i, ( i ) Smèerwortel met Eyrond Lancet vormige 3
afloopende Bladen,
ttale.
Deeze Soort is het Kruid , welks Wortel
tel, men in de Apotheeken gebruikt, wordende ,
wegens de Lymerige Vettigheid , daar in be-
greepen , Smeerwortel genoemd. Het groeit
door geheel Europa op vogtige plaatfen , ’t z y
in belommerde Bosfchagiën, ’t zy op Waterige
Velden ; ’t z y , gelyk in onze Provinciën,
aan de kanten van Slooten, Vaarten, Graften
en andere Wateren. Den Griekfchen naam
Symphytnm heeft het van de gezegde Lyme-
righeid, welke tot heeling der Wonden ftrekt,
en deswegen voert het ook den naam van Con~
folida major , in ’t Franfch Confoude, in *t En-
gelfch Comfrey , in ’t Hoogduitfch Wallwurtz
o f Schwartswurtz, dat is Zwartwortel, wegens
de Kleur des Wortels , die van buiten zwart is5,
van binnen wit, By de Nederlanders wordt
het
( 1 ) Symphytant Fol. ovato - lanceolatis decurrentibus. Syst.
Nat. XII. Gen. i s s. p. 147. *§£» X I I I, p. i*8. H. Cliff.
Fl. Saec. &c. Symphytum Confolida major. C. B, Fin. 2S9.
Symphytutn magnum. Dod. Fempt. 13+. Symph. Alum feu
Alus. Los. Ic, ss3,
p E N T A N D R I A , 443
het ook Waalwortel of Heelwortel en by die Iv* .
van Zutphen Scheurwortel genoemd, v.
Dit Kruid is by alle Autheuren afgebeeld. Hoofd-
DoDONéus noemt het Groote Smeerwortel , ^ Monogy* zeggende , dat het fomtyds twee Ellen hoog r.\a.
groeit. Het heeft een zwaaren Wortel, een
dikke gearmde Steng , die zo wel ruuw is als
‘de Bladen, welke zig langs de Takken aanvoegen
en als van dezelven afloopen, zynde
de Bladlteelen Bladerig gewiekt. Op. den top
komen de Bloemen Trosachtig voort, die de
figuur van een Roemer of Bokaal hebben. Haar-
Kleur is by ons doorgaans paarfch, doch men
vindt ’er ook met roode Bloemen , die het
Mannetje en met witte Bloemen , die het
Wyfje genoemd wordt, zegt L o b e l , zynde
het eerfte het kragtigfte, Hy hadt ook een
Soort gezien met geele Bloemen, welke echter
zeldzaamer is, De Heer Haller merkt
aan, dat die met witte Bloemen- veel voorkomt
aan de kanten der Beekjes in de kouder deelen
van Switzerland; doch die met roode Bloemen
was by Zurich en Bazel gemeener. Zie hier,
wat hy van de kragten zegt.
,, Het is laf van Smaak en fterk famenly-
„ mende , waar van belachelyke HiRoriën
„ voor handen zyn. Een Pap daar van wordt
„ voor verfche en Pees - Wonden, Beenbreu-
,, ken en vuile Zweeren , Kneuzingen en in
„ de Jicht, dienftig geacht. Het komt in
j, Pleilters tegen Breuken en in ’t CataFpulachsmjiia,