IV. aanen, met Wollige;, Bladen, van D e m i d o f s
A fdeei, getyteld. De Bloem is wit.
Hoofd* Hier behoort de Martiniekfe Winde van den
stuk. Heer J a c q u i n , welke de Bladen Ovaal en
.Eeenwy' glad h e e ft, brengende enkelde witte, Bloe.
men, op lange Steelen , uit de Oxelen voort.
D e Stengen kruipen langs en fchjeten Worteltjes
in den Grond. Hy vondt dezelve op befcha-
duwde vogtige plaatfen van dat Eiland.
xlv. (45) Winde met Lancetvormig Eyronde glad-
lus trico- de Bladen, een afgeboogene Steng en een-
,, zaams Bloemen. Drleldeu-
DSC* Een aangenaam Zaay - Bloemgewasje maakt
deeze uit, tot verfiering der Bloemperken. De
Bloempjes zyn fomtyds driekleurig Hemelfch-
blaauw, in ’t midden wit en geel. By B a r r
e l i e r is het zeer wel afgebeeld ; als ook
door E dw a r d s 5n zyn Vogelen-werk (* j.
Het groeit natuurlyk in de Landen aan de Mid-
dellandfche Z e e , zó in Afrika als Europa. Som-
tyds zyn de Stengétjes regt, doch meeft naar
den Grond geboogec. 1
xLVi. (46) Winde met Pylswyze van agteren Jlom-
Kapende. Pe Bladen, een kruipende Steng en eenbloe-
mige Steeltjes. | 1 ‘ Aan
(45) Convolvulus Fol. Lanceolato- ovatis glabris &c. R,
Lugdi. 428. N. 10. Conv. peregtinus coeruleus F#lio oblun-
go. C. B. Pin. 295.' Prodrt 134.
(*) Seligm. VII. D. Pl. 32. p. 36.
(46) Convolvulus Fol. Sagittatis pofiice obtufis &c. Conv.
Laäescens Fol. Sagittatis. GROIJ. Virg. 28. Conv. Marinus
Catharticus. Plum. Ansir. 89. T. los, Ballel, Hort, Mal,
XI. p. 107. T. 52.
Aan de Zeekust van Virginie gloeit deeze , IV .,
Öie door Kruipende Rankjes zig vermenigvuldigt, AFDS“i»
en overeen fchyht te komen niet de Pur geer ende Hoofd» Zee - Winde van P l u m i e r , die Bladen als d e STUK*
Zuuring heeft en eene Sneeuwwitte Bloem. Ook j Iono&' zou de Malabaarfche; Ballel genaamd, daar mede
ftroöken;
(47) Winde met Piekswys’’ L'ancetvorrMge Bla - xLvir.» den, die ronde Oortjes Stèngeljes eh eénblóemigèh eSbtbeeenlt j,e sk.r uipende sans,_. VoortloCjl»
. Dit is een Ooftindifche, welke R d m p h i o speiuk‘ Zwervend Moes noemt, dm de Vöortïoopende
eigenfchap van dit Eruidje, het welk op Java in
Rystvelden menigvuldig groeit, en van de Inlanders
niet alleen, niaar ook van de Europeaa-
nen, dagelyks als Moes gegeten wordt, fmaaken-
de byna als Spinagie. Daar men ’t niet natuurlyk
Vindt, wordt h e t ,,, ten dien einde, gezaaid en
voortgeteeld; De Blaadjes zyn glad;
f48) Winde met Hartvormige en byna Piskswy- xlviiï;
zHé,a aruiriigge; Bdela Bdleone;m dJele Sejttejènsg evne eBlbllaodemßeige.ltjes Hirtus- ^
Deeze
f47) Ctnvolyulut Fol. haftito • La^ceolatis &c. Oliis vagum.
R.UMPH. Amt. V, p. 419. T. Ijf . f. t. BurM. Fl. Ind. p.
48. Conyojvulus Zeylaniais Folio Sagitrato. Burm. Zeyl. 73
(tSJ Cotzplvulus Fol. Cordatis fubhaAatisquë villolls Sec*
Conv. Fol. Cordato haftatis,' glabris acuminans Sjc, H.Clijf.
R. Lügib, 429. rif, 14,