
 
        
         
		aanbiedt,  is  een  klein  eiland  midden  in  de  rivier,  Poelo  Anjoct  of  
 »drijvend^eiland”  geheeten,  drie  of  vier  palen  boven  Pontianak.  
 Volgens  de  overlevering  zou  h et,  eeuwen  geleden,  zieh  van  liet  
 terrein  orastreeks  de  hoofdplaats  hebben  losgemaakt  en  herwaarts  
 zijn  afgedreven.  Hoe  zonderling  dit  verhaal  ook  schijnen  möge,  
 heeft  het  echter  voor  hem,  die  bet  land  kent,  weinig  bevreemdends.  
 .Wij  zagen  boven  ,  hoe  de  snelle  stroom  der  Sekajam  dikwijls  
 bamboe-stoelen  met  zieh  voert,  die  zieh  lager  weder  vast  zetten.  
 Ook  op  de  rivier  van  Landak,  die  niet  minder  verval  heeft,  kan  
 men  vaak  dit  verschijnsel  waarnemen,  en  wij  hebben  siechts  te  
 onderstellen,  dat  zieh  ter  plaatse  van  Poelo  Anjoet  eene  rots  in  de  
 rivier  verheft,  die  de  kern  vormt,  om  welke  zieh  de  afdrijvende  
 planten  en  aarddeelen  allengs  hebben  verzameld,  om  de  wijze  van  
 ontstaan  door  de  overlevering  aan  het  eiland  toegekend,  zeer  na-  
 tuurlijk  te  vinden  2).  Het  land  längs  de  oevers  is  op  deze hoogte  
 geheel  en  al  vlak  en  van  heuvel  of  berg  is  niet  het  minste  spoor  
 te  vinden.  De  grond  is  moerassig  en  vertoont,  even  als  omstreeks  
 Pontianak,  niets  dan  wildernissen  van  de  weligste  groeikracht  3). 
 De  wateren  van  de  Mandor-rivier  störten  zieh  bij  de  kampong  
 Terap  met  groote  snelheid  in  die  van  Landak,  en  de  vaart  op  
 dien  stroom  wordt  bovendien  door  zijne  vele  kronkelingen  en  de  
 boomen  en  struiken,  waarmede  hij -hooger  op  bewassen  is ,  zoowel  
 als  door  de  moerassigheid  der  oevers  zeer  bemoeijelijkt.  In  weer-  
 wil  dezer  bezwaren  vormt  deze  rivier  het  gewone  middel  van  ge-  
 meenschap  tusschen  Pontianak  en  Mandor,  het  reeds  meermalen  
 gemelde  hoofd-etablissement  der  Chinezen  in  deze  gewesten.  Deze  
 plaats  ligt  omstreeks  10  uren  oostwaarts  van  de  kust  en  is  na-  
 genoeg  even  ver  van  de  rivier  van  Mampawa  als  van  die  van  
 Pontianak  verwijderd  4).  Het  terrein  krijgt  van  hier  af  noord-  
 waarts  een  geheel  ander  aanzien,  de  grond  is  meestal  hoog  en  
 heuvelachtig  en  voor  allerlei  cultures  geschikt  5).  Van  Mandor  
 loopt  een  weg  over  de  Chinesche  kampongs  Naäla  en  Montedong,  
 de  laatste  aan  den  linkeroever  der  rivier  van  Mampawa  gelegen,  
 naar  Montrado,  het  hoofd-etablissement  der  Chinezen  van  Sambas. 
 ')  Bl.  44. 
 . 2)  Thomson,  p.  1 2 0 ,  ßadermacher,  bl.  120. 
 8)  Thomson ,  p.  120. 
 *)  De  Stuers  H S .,  bl.  8 ,  1 8 ,  Tobias  W.,  bl.  1 0 ,  17. 
 ')  Hartmann  HS.  I ,   bl.  12.  *  / ^ \ 
 f'C   </■  cy  t   1  £   r  !  ■  (7   .   o  t ' . Ï   ’  tr  e .   ’  ¿y  I  *  Y  ' L~ 
 Dit  pad  gaat  nu  over  bergen,  dan  door  moerassige  dalen,  waarin  
 schoone  sawahs  zijn  aangelegd,  door  welke  met  planken  en  omver-  
 gekapte,  zoo  goed  mogelijk  aaneen  geschikte  boomstammen  een  weg  
 is  gebaand  1),  Zuidwaarts  van  Mandor  liggen  aan  de rivier  de mijn-  
 werken  van  Kopian  2). _ 
 De  overige  meest  vermeldenswaardige  Chinesche  kampongs  in  
 het  gebied  van  Mandor  zijn  P en iti,  Poeron  besar,  Poeron  ketjil,  
 Sallion  en  Pinjoe,  die  allen  nabij  de  kust  zijn  gelegen.  De  vier  
 eerstgemelde  liggen  aan  kleine  rivieren  van  denzelfden  naam;  de  
 aanzienlijkste,  Panoraman,  op  een  half  uur  afstands  van  zee,  waar-  
 van  zij  door  moeras  en  bosch  gescheiden  i s ,  terwijl  zieh  achter  
 de  kampong  eenige,  betrekkelijk  vrij  aanzienlijke  hoogten  verhef-  
 fe n ,  die  aan  de  eentoonigheid  van  het  gezigt  op  de  läge  stranden  
 eenige  afwisseling  geven.  Poeron  besar  en  Poeron  ketjil  zijn  
 verbonden  door  een  vrij  goed  pad,  hetwelk  door  schoone  sa-  
 wahvelden  loopt.  Sallion  en  Pinjoe  zijn  beide  aanzienlijke  kampongs  
 ,  waarvan  de  eerste,  omtrent  een  uur  landwaarts  in ,  op  
 den  regter-oever  der  rivier  van  Pinjoe  is  gelegen,  en  dus  tot  
 Mampawa  zou  moeten  gerekend  worden ,  indien  de  grensbepalin«  
 gen  tusschen  de  verschillende  staten  iets  meer  waren  dan  eene  
 poging,  om  haar  niet  afgebakend  gebied  in  groote  trekken  te  om-  
 schrijven.  Sallion  ligt  iets  dieper  landwaarts  nabij  den  linker-oever  
 der  Pinjoe-rivier.  Beide  deze  kampongs  zijn  door  schoone  rijst-  
 velden  omgeven,  die  door  eene  moerassige  strook  bosch  van  onge-  
 veer  een  kwartier  breedte  van  het  strand  zijn  gescheiden  3). 
 Bij  de  Peniti-rivier  moet  ik  iets  langer  stilstaan;  zij  is  in  Julij  
 1831  door  den  kapitein  der  genie  van  Deventer  onderzocht,  naar  
 aanleiding  der  ontdekking  van  koper-erts  in  den  heuvel  Tampi,  
 nabij  hare  oevers  gelegen.  Het  is  zonderling,  dat  de  aanwezigheid  
 van  dit  erts  het  eerst  door  tusschenkomst  van  Radja  Brooke  van  
 Serawak  en  van  den  Gouverneur  van  Singapoera  ter  kennisse  van  
 het  Nederlandseh  Gouvernement  schijnt  gebragt  te  zijn.  Men  heeft  
 opgegeven,  dat  het  ontdekl  was  door  een  Engelsch  natuurkundige,  
 die,  met  geologische  onderzoekingen  in  het  gebied  van  Serawak 
 >)  De  Stuers  H S .,  bl.  17. 
 s)  Natuurk.  Tijdschr.  van  N .  I .,  Jaarg.  IH ,  bl.  541,  en  de  kaart  van  
 von  Derfelden. 
 8)  De  Stuers  HS.,  bl.  1 0 ,  1 2 ,  Tobias  W. ,   bl.  1 5 ,  van Lijnden N. T.,  
 bl.  6 2 1 ,  Natuurk.  Tijdschr.  van  N,  I .,  Jaarg.  I I I ,  bl.  537. 
 L  11