
 
        
         
		we  schulden  vermijdende,  leide  hij  zieh  met  ernst  toe  op  de  liqui-  
 datie  van  zijns  vaders  verwarde  zaken,  die  echter  in  zoodanigen  
 toestand  waren,  dat  hij  een  aanzienlijk  deel  der  taak  aan  zijnen  
 opvolger,  Sultan  Othman,  heeft  moeten  overlaten.  De  Arabieren  en  
 andere  bediiegers,  die  zooveel  misbruik  van  zijns  vaders  vertrou-  
 wen  gemaakt  hadden,  verwijderde  hij  langzamerhand  uit  zijn  rijk,  
 ofschoon  hij  voortging  aan  de  Arabische  handelaars  vrijdom  van  
 regten  toe  te  kennen,  ten  gevolge  waarvan  b.  v.  in  1811 Pontianak  
 door  twee  schepen  regtstreeks  van  Maskate  bezocht  werd.  De  Boe-  
 ginesche  smokkelaars  noodzaakte  hij  de  vastgestelde  regten  te  be-  
 ta len ,  hetgeen  echter  bij  den  bekenden  tegenzin  dezer  n a tie ,  om  
 zieh  aan  dergelijke  heffingen  te  onderwerpen,  ten  gevolge  had,  dat  
 zij  grootendeels  ophielden  zijne  haven  te  bezoeken  1);  Ook  het  
 getal  der  Chinesche  jonken,  die  Pontianak  bezochten,  vroeger  van  
 8  tot  15  ’s jaars  bedragende,  was  nu  tot  hoogstens  vijf  gedaald.  
 Fan  Siam  kwamen  jaarlijks  twee  of drie  kleine  jonken,  hoofdzake-  
 lijk  met  zout  bevracht,  maar  welker  lading  zelden  meer  dan  eene  
 waarde  van  700  of  800  Spaansche  matten  bedroeg.  De  invoer met  
 Engelsche  schepen  werd  in  1810  op  210,000,  in  1812  op  311,000  
 realen  geschat.  Hij  bestond  voornamelijk  uit  opium  (in  1810  95  
 kisten  van  gemiddeld  1000  realen  de  kist)  en  lijnwaden.  De  invoer  
 dezer  artikelen  met  Boeginesche  praauwen  was  waarschijnlijk  
 veel  aanzienlijker,  doch  kon,  daar  zij  zieh  aan  geen  onderzoek  
 willen  onderwerpen,  niet  met  naauwkeurigheid  bepaald  worden.  
 Eene  ruwe  berekening,  in  1815  gemaakt,  stelt  den  gezamenlijken  
 invoer  op  200  kisten  opium,  1500  corges  2)  zwart  linnen,  1000  
 corges  Gerassen,  2000  pikols  ijz e r,  250  kojangs  zout  en  1200  
 kojangs  rijst.  Koetei  en  Passir  op  de  Oostkust,  vroeger  hoofdzake-  
 lijk  door  de  handelaren  van  Pontianak  van  opium,  lijnwaden  en  
 ijzer  voorzien,  zagen  sedert  de  opkomst  van  Poeloe  Pinang  die  
 behoeften  schier  alleen  onder  Engelsche  vlag  aangevoerd  3). 
 De  inkomsten  van  den  Sultan  bestonden  uit  de  inkomende  regten 
 ,  de  regten  op  het  vervoer  naar  de  bovenlanden,  de  hoofdgel- 
 *)  Leyden, p.  47. 
 *)  Corge,  het  Portugesche „corja” ,  is  cene  in  Indie  in den manufaetnurhandel  
 gebruikelijke  uitdrukking  voor  een  aantal  van  20  stukken.  Gerassen  
 zijn,  meen  ik ,  eene  soort  van  wollen  stofien,  naar  de  Daitsche  stad  
 Gera  genoemd. 
 )  Leyden, p.  5 1 ,  Raffles,  p. 7 4 ,   Moor,  Notices  o f  the  lud.  Arch*, 
 p.  1 7 4 ,  Bloem H S .,  bl.  1 5 ,  1 6 ,  Tobias  H S .,  bl.  66. 
 den  der  Ghinezen  en  eenige  andere  van  ondergeschikt  belang.  Het  
 tarief  van  inkomende  regten  was  matig  gesteld  en  bedroeg  6  per-  
 cent  op  de  lijnwaden,  50  realen  op  de  kist  opium,  1  reaal  per  
 pikol  ijzer,  staal,  tin  of  salpeter,  6  realen  per  kojang  zout,  4  
 realen  per  kojang  r ijs t,  2   realen  per  pikol  was  uit  de  bovenlanden. 
   In  1812  rekende  men,  dat  op  den  geheelen  invoer  met  Engelsche  
 schepen  slechts  omtrent  9000  realen  aan  regten  betaald  
 waren.  Van  het  kojang  zout  werden  andermaal  6  realen  geheven  
 bij  het  vervoer  naar  de  bovenlanden;  de  gezamenlijke  uitvoer  der-  
 waarts  werd  gerekend  omtrent  8000  realen  aan  regten  of  tollen  op  
 te  leveren.  Het  hoofdgeld  der  Chinezen  werd  op  16000  realen  geschat, 
   waarbij  nog  kwam  een  reaal  van  elken  Chinees  die  zieh  in  
 het  rijk  kwam  vestigen,  en  15  van  elken  terugkeerenden  1).  eze  
 opgaven  leveren  geen  toereikenden  grondslag  voor  eene  berekening  
 van  het  gezamenlijk  bedrag  der  inkomsten  op;  maar  het  is  gemak-  
 kelijk  na  te  gaan,  dat  zij  bezwaarlijk  voldoende  konden  zijn  voor  de  
 behoeften  van  eenen Vorst,  die  met  het  onderhoud  eener  zoo  talrijke  
 familie en  de kwijting van  zoo  aanzienlijke  schulden  bezwaard was  ).  
 Het  is  dus  geenszins  te  verwonderen  dat  Sultan  Kasim,  schoon  
 zieh  van  alle  openlijke  deelneming  aan  den  zeeroof  onthoudende,  
 echter  gaarne  de  gelegenheid  aangreep,  om  zieh  een  deel  van  den  
 buit  toe  te  eigenen.  Hij  werd  althans  daarvan  meer  nog  dan  zijn  
 vader  verdacht  gehouden,  en  zeker  is  h e t,  dat  vaak  geroofde  goede-  
 ren  van Roeboe,  Kandawangan  en  Blitong  naar Pontianak  ten  verkoop  
 gebragt  werden  en  een  aantal  Javanen,  door  de  roovers  gevangen  
 gemaakt,  er  zonder  hoop  op  verlossing  in  slavernij  verkwijnden  3). 
 In  uiterlijk  voorkomen  en  manieren  had  Sultan  Kasim  veel  van  
 zijns  vaders  minzaamheid,  beschaafde  manieren  en  vleijende  taal  
 geerfd;  zijne  houding  was  achtbaar  en  vorstelijk,  en  in  den  om-  
 gang  met  Europeanen  was  zijne  beleefdheid  geheel  op  de  Europe-  
 sclie  leest  geschoeid.  In  verstand  en  oordeel  muntte  hij  zoozeer  
 boven  het  gros  der Maleische  vorsten  uit,  dat  men  hem  den  bijnaam  
 van  »de  verständige”  gegeven  vindt.  Velen,  die  met  hem  slechts  
 oppervlakkig  in  aanraking  kwamen,  zijn  daarom  onuitputtelijk  in  
 zijnen  lof;  doch  die  hem  van  nader  bij  leerden  kennen,  zagen  m  
 hem  slechts  den  sluwen  veinsaard  en  geslepen  intnguant.  Groot 
 ‘)  Leyden,  Moor  en  Bloem,  t.  a.  p. 
 *)  Tobias  H S .,  bl.  48. 
 8)  Bloem  HS.,  bl.  14;  vgl.  Leyden,  p.  42.