
 
        
         
		zieh  in  de  vaartuigen  en  het  paalwerk  nestelt,  e n ,  hoe  schijnbaar  
 onbeduidend,  ze  allengs  geheel  vernielt  *);  —  ziedaar  eene  vlugtige  
 optelling  van  wat  mij  bij  het  doorbladeren  der  schrijvers  over  Bor-  
 neo’s  natuurlijke  historie  het  eerst  in  het  oog  viel.  Eene  meer  
 opzettelijke  vermelding  verdient  het  heerlijke  schouwspel,  dat  de  
 vunrvlieg  op  Borneo  aanbiedt.  Men  kan  het  op  de  meeste  rivieren  
 dken  avond  genieten,  ter  plaatse  waar  de  oevers  inet  den  bekoor-  
 lijken  rambei-boom  prijken.  Wanneer  men  in  het  duister  zooda-  
 nige  piek  nadert,  bevindt  men  zieh  eensklaps  als  in  de  danszaal  
 van  een  tooverpaleis,  door  duizenden  van  flikkerende  en  zwevende  
 kaarsen  verlieht,  die  door  het  donker  kristal  van  het  riviervlak  
 worden  teruggekaatst  2). 
 Het  kost  mij  moeite  van  de  dierenwereld  op  Borneo  te  scheiden;  
 doch  mijn  bestek  gedoogt  geene  verdere  uitweiding.  Ik  neem  van  
 haar  afscheid  met  het  volgend  tafereel,  aan  een  kundig  reiziger  
 ontleend.  ■> Wanneer  bij  ons  de  zon  ondergaat,  weerklinkt  te  naau-  
 wernood  een  geluid  in  het  oor  der  in  slaap  gewiegde  aarde,  maar  
 in  Borneo  begint  naauw  het  daglicht  te  tanen,  of  een  vreemd,  
 nachtelijk  koor  vervult  de  lu c h t,  dat  zonder  ophouden  tot  den  
 morgen  voortduurt.  De  zangers  in  dit  koor  der  kinderen  van  het  
 duister  zijn  zeer  talrijk,  en  aan  ieder  is  zijne  bijzondere  rol  aan-  
 gewezen.  Eene  onderaardsche  tor  opent  het  concert  van  uit  den  
 donkeren  schoot  der  aarde,  en  maakt  een  luid,  aanhoudend,  zingend  
 geraas,  dat  door  de  kronkelingen  van  het  hol  in  een  zacht  gegons  
 wordt  verkeerd.  De  kikkers  volgen  dezen  muzijkalen  voorganger  
 op  den  voet,  en  doen  de  poelen  weergalmen  van  hun  krassend  
 gekwaak.  De  klagelijke,  eentoonige  noten  van  den  geitemelker  (eene  
 soort  van  uil),  bij  tusschenpoozen  geuit,  weerklinken  op  somberen  
 toon.  De  krekels,  nog  niet  vermoeid  van  hun  lang  dagwerk,  doen  
 hun  luid  lied aanhoudend hooren;  de  sprinkhanen,  langbeenige  koris-  
 t e n ,  tjilpen  met  alle  magt  daar  tusschen  op  de  hun  eigene  vrolijke  
 wijs.  Een  aanhoudende,  eentoonig  kermende  kreet,  door  een  onbekenden  
 zanger  geuit,  laat  zieh  den  ganschen  nacht  door  verneinen.  
 Nu  hoort  gij  het  afgebroken,  fluitend  en  klepperend geluid  van een  
 reusachtigen  sabelsprinkhaan;  dan  een  hei  en  zilverachtig  gepiep;  
 dan  we£r  een  zacht  en  liefelijk  gefluit;  een  oogenblik  later  een  
 schor  gekwaak,  een  scherpen  gil  of  een  zacht,  gorgelend  keel-geluid.  
 De  geheele  Symphonie,  indien  ik  ze  zoo  noemen  mag,  dit  requiem  
 voor  den  zinkenden  dag,  op  een  afstand  gehoord,  herinnert  u  die  
 bijzondere  gewaarwording  onder  den  naam  van  » ruischen  der  
 ooren”  bekend;  er  is  geen  ophouden,  geen  ru st,  geen  tijd  tot  
 ademhalen;  steeds  gaat  het  geluid  zijn  gang,  nu  klimmend,  dan  
 dalend  en  wegstervend,  dan  met  vernieuwde  kracht  losbarstend;  
 ieder  zanger  schijnt  er  naar  te  streven,  door  den  toon  bij  tusschenpoozen  
 sterker  aan  te  zetten,  al  zijne  mededingers  te  over-  
 schreeuwen  1).” 
 Onder  de  dierlijke  voortbrengselen  van  Borneo  ontbreken  dezulke  
 niet,  die  belangrijke  handels-artikelen  vormen.. De eetbare vogelnestjes  
 hier  gevonden  worden  voor  de  uitnemendste  van  den  Archipel  ge-  
 houden.  Onmetelijke  hoeveelheden  wilde  was  geven  de  bosschen  
 voor  de  moeite  van  het  inzamelen  prijs.  De  bezoar,  eene  steenaar-  
 dige  zelfstandigheid  met  het  voorkomen  van  bruine  of groenachtige  
 keijen,  die  zieh  in  de  maag van onderscheidene dieren  vormt,  voor-  
 maals  ook  in  Europa  als  eene  soort  Van  algemeen  geneesmiddel  
 boven  goud  en  edelgesteente  begeerd,  is  een  der  oudste  titels  van  
 Borneo’s  glorie,  en  maakt  nog,  wegens  zijne  onderstelde  kracht als  
 tegengillt,  een  voornaam  artikel  van  binnen-  en  buitenlandschen  
 handel  uit  2).  Dat  kaap  Oensang  aan  de  Oostkust  olifantstanden  
 oplevert,  zagen  wij  boven.  De  civetkatten,  daartoe  door  de  inboor-  
 lingen  in  kooijen  gehouden,  scheiden  de  kostbare  reukstof  a f,  op 
 *)  Adams,  p.  2 7 1 ,  272;  vgl.  Low,  p.  8 8 . 
 *)  Ned.  zeereizen,  I I ,  bl.  2 4 6 ,  2 4 7 ,  G.  Muller,  bl.  3 6 8 ,  van  Lyndon  
 N.  T .,  bl.  5 6 5 ,  Temminck,  p.  1 5 0 ,  Logan,  p.  5 2 6 ,  5 2 7 ,  Eenige  aan-  
 teekeningen  omtrent  de  vaart  en  handel  van  Java  op  Banjar-massing  (in  
 Tindal  en  Swart,  Verhandelingen  en  berigten  betrekkelijk  het  zeewezen  en  
 de  zeevaartkunde,  nieuwe  volgorde,  D.  V ,  bl.  68—76)  ,  bl.  7 2 ,  Neder-  
 landsck  Handelsmagazijn,  art.  Bezoar.