
 
        
         
		tuurlijke  grens  tusschen  liet  gebied  der  rivier  van  Landak  en  dat  
 der  rivier  van  Sambas,  tevens  de  grens  der  beide  rijken  van  die  
 namen,  is  bet  gebergte  dat  in  het  geheel van  deze  zijde  het stroom-  
 gebied  der  Kapoeas  bepaalt,  van  den  Bajang  Mioet  tot  aan  den  
 Pandan  l).  Eene  heuvelenreeks,  die  zieh  van  dezen  laatsten  zuid-  
 waarts  tot  aan  den  Boekit  Batoe  uitstrekt,  en  waartoe  de  Seboeroe,  
 Penjoeboengan,  Sapa  en  Ringo  behooren  2) ,  scheidt  verder  het  gebied  
 der  rivier  van  Landak  van  dat  der  rivier  van Mampawa.  Zuid-  
 waarts  van  den  Boekit-Batoe  vormt  de  rivier  Sepata,  een  tak  der  
 Landak-rivier,  de  grens  tusschen  Landak  en Mandor.  De westelijke,  
 meer  aanzienlijke  arm  van  dien  stroom,  de  rivier  van  Mandor  ge-  
 heeten,  doorsnijdt  het  mijn-district  van  dien  naam,  hetwelk  dus  
 inderdaad  tot  bet  gebied  der  Landak-rivier  behoort.  De  Mandor  
 neemt  de  Sepata  op  even  boven  hare  uitwatering  in  de  rivier  van  
 Landak,  d ie ,  naar  eene  daar  gelegen  kampong,  den  naam  van  
 Koewala  Terap  draagt  3).  Westwaarts  strekt  zieh  het  distrikt  
 Mandor  uit  tot  aan  zee,  terwijl  aan  de  kust  de  rivier  van  Pon-  
 tianak  zijne  zuidelijke,  die  van  Pinjoe  zijne  noordelijke  grens  
 vormt.  Deze  laatste,  ook  Bahoe  Besar  geheeten  4),  vormt  de  grens-  
 sebeiding  tusschen  Mandor  en  Mampawa  5).  Laatstgenoemd  staatje  
 ligt  längs  de  beide  oevers  der  rivier  van  Mampawa,  die  met  de  
 Kapoeas  in  geen  verband  s ta a t,  maar  welker  gebied  van  te  weinig  
 gewigt  is ,  om  afzonderlijk  en  voor  meer  dan  een  aanhangsel  van  
 het  gebied  der  Kapoeas  te  worden  gerekend.  De  grens  van  Mampawa  
 tegen  Sambas  wordt  gevormd  door  de  rivier  Doeri  6) ,  en  de 
 *)  Zie  boven,  blz<  3. 
 s)  Yan  Lijnden N. T . ,  bl.  568,  aangevuld  uit  zijne  kaart  vergeleken met  
 die  van  Melvill. 
 s)  Van  Lijnden  N.  T . ,  bl.  5 4 7 ,  5 6 7 ,  5 7 8 ,  Tobias  W . ,  bl.  10.  De  
 Stuers  H S .,  bl.  8 :  „ De  gewone  en  kortste  weg  naar  Mandor  is  den  reg-  
 terarm  der  rivier  van  Pontianak  op  te  varen  tot  aan  de  Koewala  Terap,  
 vanwaar  men  eene  kleine  rivier,  die  van  Mandor  genaamd,  oproeit.”  
 Op  de  kaart  van  van  Lijnden  en  die  gevoegd  bij  Yerwikk.  heet  de  andere  
 tak  boven  de  vereeniging  Sepata,  doch  op  de  kaart  van  van  der  Graaff,  
 die  aan  laatstgemelde  tot  grondslag  heeft  verstrekt,  door  eene  schrijffout,  
 Sepana.  Thomson,  p.  120,  zegt:  „Sapatah  is  at  the  mouth  of the Mandor,  
 a  considerable  stream,  which  falls  into  the Landak.”  Sepata  schijnt hier dns  
 als  naam  eener  kampong  voor  te  komen;  doch  op  eene  figurative  kaart  van  
 een  gedeelte  van Borneo’s Westkust,  opgemaakt door  den  generaal  de Stuers,  
 vind  ik  aan  de  uitwatering  der  Mandor  de  kampong  Terap  aangewezen. 
 4)  Op  de  kaarten  van  Melvill  van  Carnbde  en  van  der  Graaff. 
 5)  Van  Lijnden  N.  T . ,  bl.  567. 
 6)  'Tobias  W. ,   bl.  1 0 . 
 landen  noordwaarls  van  die  rivier  längs  de  kust  tot  aan  het  voorge-  
 bergte Batoe Belat  gelegen,  worden  reeds  tot  Sambas  gerekend, en zijn  
 even  als  die,  welke  zieh  van  daar  tot  aan  den  mond  der  Sambas-ri-  
 vier  längs  de  kust  uitstrekken, door  Chinesche mijnwerkers bewoond. 
 Na  deze  dorre,  maar  onvermijdelijke  schets  van  het  grondgebied,  
 hetwelk  wij  in  dit  hoofdstuk  zullen  beschouwen,  willen  wij  trachten  
 de  Landak-rivier  en  hare  voornaamste  takken  wat  nader  te  
 leeren  kennen,  om  daarna  ook  op  het  land  längs  de  rivier  van  
 Mampawa  een  vlugtigen  blik  te  werpen. 
 De  rivier  van  Landak  wordt  gevormd  door  de  vereeniging  van  
 twee  andere stroomen,  aan  wier  zamenvloeijing  de  kampong  Moenggo  
 of  Monggo,  de  voormalige  hoofdplaats  van  het  Landaksche  rijk,  is  
 gelegen.  Van  deze  beide  bovenarmen  draagt  de  westelijke  den  naam  
 van  Bentjoekei  en  ontspringt  uit  den  berg  Toengal  op  de  grenzen  
 van  Sambas;  de  andere,  die  den  naam  van  Batang-oeloe  of  rivier  
 van  Djamboe  draagt  *),  ontspringt  bij  Soengkoeng  in  het  gebied  van  
 Sangoiiw,  en  neemt  aan  hären  regteroever  de  Padeh, Beheh  en eenige  
 kleinere  spruiten  op.  Eerst  eene  halve  dagreize  beneden Monggo,  ter  
 plaatse  waar  de  tegenwoordige  hoofdplaats  van  Landak,  meestal  met  
 denzelfden  naam  als  het  rijk  genoemd,  doch  bij  de  inboorlingen  
 dien  van  Ngabang  dragende,  gelegen  is ,  wordt  de  rivier  van  Landak  
 voor  bandongs  bevaarbaar,  waarom  men  zou  kunnen  gissen,  dat  
 de  verplaatsing  van  den  rijkszetel  in  het  belang  van  den  handel  
 heeft  plaats  gehad.  Hooger  kan  men  de  rivier  en  hare bovenarmen  
 slechts  met  sampans  bevaren.  Beneden  Ngabang  neemt  de  rivier  
 van  Landak  nog  de  Senga  en  de  Sampas  op,  en  veel  lager,  slechts  
 een  dag  roeijens  tegen  stroom  op  boven  hare  vereeniging  met  de  
 Kapoeas,  ontvangt  zij  door  middel  van  den  Koewala  Terap  de wate-  
 ren  der  rivieren  van  Mandor  en  Sepata  2). 
 De  afstand  van  Pontianak  naar  Ngabang  kan,  tegen  stroom  op,  
 zelfs  met  een  snelroeijend  vaartuig,  in  niet  minder  dan  vijf of  zes  
 dagen  afgelegd  worden 3).  De  eerste  merkwaardigheid,  die  deze  vaart 
 *)  Sommigen  onderscheiden  tusschen  de Batang-oeloe  en  Djamboe,  zeg-  
 gende  dat  de  eerste  door  de vereeniging  der  laatste  met  de  Padeh  ontstaat  
 (Ritter,  bl.  159).  Het  verschil  is  onbeduidend. 
 *)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  546,  5 4 7 ,  Ritter,  bl.  1 5 5 ,  156.  
 s)  Ritter,  bl.  155.  Daarentegen  spreekt  van  Lijnden,  bl.  5 7 3 ,  slechts  
 van  drie  dagen.  Thomson,  p.  121:  „though  three  days  already  upon  our  
 wa y ,  we  have  not  yet  made  half  the  distance  to  Landak,  all  of  which  we  
 expected  to  make  in  four.”