
 
        
         
		de  Nederlanders  afgestaan  tegen  uitkeering  der  halve  opbrengst  aan  
 den  vorst.  De  Compagnie  verkreeg  het  regt  om  door  het  gansche  
 rijk  hout  te  doen  kappen,  en  daarvoor  de  dienst  van  ’s vorsten  
 onderdanen  tegen  billijke  belooning  te  vorderen.  Het  peper-mono-  
 polie  werd  gehandhaafd;  alle  nagelen  moesten  worden  uitgeroeid  en  
 nimmer  mogten  eenige  aangekweekt  worden.  Alle  munten  in  de  be-  
 zittingen  der  Compagnie  gangbaar  zouden  het  ook  te  Banjer-massin  
 zijn,  en  geene  Europesche  natie  buiten  de  Nederlanders  mögt  dit  
 rijk  bezoeken  1). 
 Dus  had  de Staatkunde  der  Compagnie,  gelijk  eene  slang,  het  rijk  
 van  Banjer-massin^ allengs  met  hare  plooijen  omkronkeld;  maar  toen  
 zij  het  geheel  in  hare  magt  h ad ,  voelde  zij  hare  eigene  krachten  
 uitgeput  en  liet  het  uit  eigen  beweging  los.  De  Commissaris  Hof-  
 man,  die  een  grooten  invloed  op  Banjer-massin  oefende,  werd  niet  
 lan°f  na  de  regeling  der  zaken  vermoord.  De  Residenten,  die  hem  
 opvolgden,  bragten,  door  hun  wangedrag  en  hunne  onbekwaamheid,  
 het  bestuur  der  Compagnie  geheel  in  minachting.  In  1797  werd  de  
 heer  Francois  van  Boekholtz,  die  twee  jaren  vroeger Banda  bij  capi-  
 tulatie aan de Engelschen had  overgegeven,  tot  herstel  der  zaken  her-  
 waarts  gezonden.  Deze  vond  de  inwoners  der  aan  ons  afgestane  
 landschappen,  ten  gevolge  der gedwongen  peperkultuur,  zeer  afkee-  
 rig  van  ons  bewind,  en  den  peperbouw  zelven,  bij  gemis  van  mili-  
 taire  magt. en  ten  gevolge  van  verkeerde  maatregelen,  van  jaar  tot  
 jaar  achteruitgaande.  Dit  noopte  hem,  bij  het  sluiten  van  een  nieuw  
 contract,  het  bestuur  dier  landschappen  onder zekere  bepalingen  voör  
 drie  jaren  aan  den  Panembahan  terug te  geven  2).  Ofschoon  nu  de-  
 zelfde Commissaris in  1802] nogmaals  naar Banjer-massin terugkeerde, 
 *)  Van Kämpen ,  I I I ,  bl.  329— 3 3 2 ,  Tobias B . ,  bl.  25 ,  26 ,  Hogendorp ,  
 Coup  d’Oeil,  p.  379,  Temminck,  p.  178,  179,  Sal. Müller,  bl.  333.  Yan  al  
 deze  schrijvers  verschilt  van  Capellen  Mon.,  p.  1 6 6 ,  1 6 7 ,  daarin,  dat  vol-  
 gens  hem  de Boeginezen  in  1785  tegen  den  wettigen  Sultan  opstonden,  dat  
 de Compagnie  hem  van  zijne  vijanden  verloste,  doch  later ,  toen  haar  zijne  
 ongeschiktheid  voor  het  bestuur  was  gebleken,  de  partij  koos  van  Pangeran  
 Nata  (dien  hij  als  des  Sultans  broeder voorstelt) en hem op  den  troon  plaatste. 
 s)  Yan  Kämpen,  I I I ,  bl.  378— 3 8 0 ,  Tobias  B .,  bl.  26 ,  Mijer,  Leven  
 van  den  Gouv.-Gen.  van  Overstraten, in  liet Tijdschr.  v.  N.  I .,  III,  1,  bl.  243, 
 om  bij  eene  verandering  in  de  regering,  die  toen  plaats  had,  de  
 contracten  te  hernieuwen,  werd  de  staat  van  zaken  niet  günstiger.  
 De  inkomsten  verminderden  zoodanig,  dat  reeds  in  1805 het  opbre-  
 ken  van  Banjer-massin  een  punt  van  beraadslaging  bij  de  Ilooge  
 Regering  uitmaakte.  Er  werd  toen  nogmaals  een  ambtenaar  tot  
 inspectie  der  peper-tuinen  gezonden,  die  over  de  zaken  van  Banjer 
 massin  een  zeer  ongunstig  rapport  uitbragt  *).  Eindelijk  werd  
 onder  het  bestuur  van  den  Maarschalk  Daendels,  den  29sten  Mei  
 1809,  Banjer-massin  als  een  lastpost,  die  door  de  peper-opbrengst  
 de  kosten  niet  dekken  kon,  geheel  verlaten  2).- 
 Wij  zullen  n u ,  alvorens  de  gebeurtenissen  tijdens  het  herstel  
 van  het  Nederlandsch  gezag  op  Borneo  gade  te  slaan,  ook  de  op-  
 komst  en  den  voortgang  van  den  handel  der  Engelschen  op  dit  
 eiland  vlugtig  in  oogenschouw  nemen.  Het  is  zonderling  dat  wij  
 omtrent  het  vroeger  verkeer  dezer  natie  op  Borneo  zoo  gebrekkig  
 onderrigt  zijn.  Valentijn  zegt  3)  dat  zij  reeds  zeer  vroeg  op  Borneo  
 gehandeld  hebben,  en  gist  dat  dit  omstreeks  1609  begonnen  
 is ,  maar  brengt  geene  enkele  bijzonderheid  bij  vroeger  dan  1696.  
 De  Engelsche  schrijvers  weten  daar  niets  bij  te  voegen;  want  het  
 kan  naauwelijks  als  eene  bijdrage  tot  de  geschiedenis  van  den  
 handel  der  Engelschen  op  Borneo  beschouwd  worden,  dat  kapitein  
 Cowley  in  1685  met  een  schip  der  Boekaniers  Broenei  aandeed,  
 waar  hij  zieh  voor  een  Spanjaard  liet  doorgaan  4).  In  het  gemelde  
 jaar  1696,  terwijl  kapitein  de  Roy  zieh  te  Kota-waringin  of  Ko-,  
 ta-ringin  aan  de  Zuidkust  ophield,  werwaarts  hij  van  Banjer-massin  
 gevlugt  was,  vertoonde  zieh  aldaar  voor  het  eerst  een  Engelsch  
 schip,  hetwelk  eene  reis  had  gedaan  van  Sukkadana  op  de  West-  
 kust  naar  Banjer-massin,  en  zieh  thans  op  zijne  terugreis  te  Ko-  
 ta-ringin  van  leeftogt  en  water  kwam  voorzien.  De  Roy  verzecht 
 *)  Tobias  B .,  bl.  2 6 ,  27. 
 )  Tobias  B .,  bl.  2 6 ,  Daendels,  Staat  der  Ned.  O.  I.  bezittingen,  bl.  
 7 3 ,  Temminck,  p.  179,  Sal.  Müller,  bl.  333,  van  Capellen  Mon.,  p.  167,  
 van  Kämpen,  I I I ,  bl.  483. 
 3)  Bl.  248. 
 *)  Hist,  beschrijv.  der  reizen,  X V II I,  bl.  2 2 5 ,  Logan,  p.  4 9 9 ,  508.