
 
        
         
		slaapvertrekken,  het  gewone  verblijf  der  vrouwen  en  kinderen,  en  
 den  h aa rd ,  die  echter  somtijds  buiten  ’s  huis  is  geplaatst.  Het  
 houtwerk  is  aan  deze  hnizen  noch  geschaafd  ,  noch  behouwen,  en  
 slechts  met  rotan  aaneen  gebonden;  geen  enkele  spijker  is  er  voor  
 gebruikt,  en  zij  worden  zelfs  door  de  bamboezen  huizen  der  Javanen  
 in  duurzaamheid  overtroffen.  Daarbij  zijn  ze  doorgaans  siecht  
 onderhouden,  en  wanneer  ze  verlaten  worden,  hetgeen,  als  een  
 gevolg  van  den  afkeer  om  in  de  woning  te  blijven,  waarin  een  
 lid  des  gezins  is  overleden,  een  zeer  gewoon  geval  is ,  breekt  men  
 ze  nogtans  niet  af,  maar  laät  de  sloping  aan  den  tijd  over,  die  
 veelal  de  stijlen  het  längste  spaart.  Er  zijn  echter  eenige  weinige  
 huizen,  op  welke  deze  onbehagelijke  beschrijving  niet  geheel  toepas-  
 selijk  is.  De  zeer  gegoede  inwoners  bouwen  hunne  woningen  op  
 stijlen  van  ijzerhout  en  dekken  ze  met  sirappen  van  dezelfde  ,hout-  
 soort,  die  door  den  tijd  eene  graauwachtige  kleur  krijgen,  schier  
 gelijk  aan  die  onzer  Ieijen.  Balken  en  stijlen  zijn  op  de  bij  ons  
 gewone  wijze  gelascht  en  verbonden  en  de  planken,  die  den  wand  
 vormen,  zijn  gespijkerd.  Zulke  huizen  zijn  echter  zeldzaam  en  gaan  
 schier  voor  paleizen  door  1). 
 De  schatting  van  de  bevolking  der  stad  is  even  uiteenloopend  als  
 die  van  de  bevolking  des  ganschen  rijks.  Sommigen  kennen  aan  
 de  stad  Pontianak  19000  inwoners  toe  2);  de  heer  van  Lijnden,  
 de  jongste  en  naauwkeurigste  berigtgever,  niet  meer  dan  6000,  
 terwijl  hij  het  getal  der  huizen  op  1000  stelt  3).  Het  voornaam-  
 ste  middel  van  bestaan  is  de  handel,  die  aan  Pontianak  eene  vrij  
 groote  levendigheid  schenkt,  vooral  sedert  deze  plaats,  bij  besluit  
 van  18  Februarij  1 8 3 3 ,  even  als  Sambas,  tot  eene  vrijhaven  
 verklaard  werd  4) ,  al  is  het  ook  dat  deze  -maatregel,  wegens  de  
 handhaving  van  ’s  Gouvernements  zout-  en  opium-monopolie  en  
 van  het  verbod  tot  invoer  van  ammunitie  en  buskruid,  niet  geheel  
 den  günstigen  invloed  oefende,  dien  men  daarvan  verwacht  
 en  bedoeld  had  5).  Tusschen  de  oevers  der  beide  rivieren  ziet 
 *)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  5 7 4 ,  5 7 5 ,  Francis,  bl.  2 8 ,  van  de  Velde,  
 bl.  6 3 ,  64. 
 s)  Francis,  bl.  2 8 ,  v.  d.  Velde,  bl.  64.  Het  verdient  öpmerking  dat  
 volgens  Francis  meer  Maleijers  en  Boeginezen  in  de  stad,  dan  in  het  ge  
 heele  rijk  (zie  bl.  4)  zonden  moeten  wonen. 
 *)  Van  Lynden  N.  T .,  bl.  573. 
 *)  Staatsbl.  van  N.  I .,  1 8 3 3 ,  n°.  8 . 
 *)  Kochussen  ,  bl.  33. 
 men  een  groot  aantal,  deels  zelfs  aanzienlijke  vaartuigen  ten  anker  
 liggen  ,  terwijl  eene  menigte  kleine  praauwen  gesradig  met  koop-  
 waren  af-  en  aanvaren  1). 
 Men  kan  den  handel  van  Pontianak  verdeelen  in  binnenlandschen  
 en  buitenlandschen.  De  binnenlandsche  handel  wordt  deels  over  
 zee  met  andere  plaatsen  der  Westkust,  deels  längs  de  Kapoeas  
 en  hare  zijlakken  gedreven;  doch  de  menigvuldige  kleine  vorsten  
 lgngs  dien  stroom  leggen  door  hunne  afpersingen  daaraan  groote  
 belemmeringen  in  den  weg,  die  echter  ,  sedert  de  overeenkomsteu  
 met  het  Ned.  Gouvernement  in  1847  gesloten  ,  grootendeels,  zoo  
 wij  vertrouwen ,  zijn  opgeheven.  Om  over  de  bedrijvigheid,  door  
 dezen  handel  veroorzaakt,  te  doen  oordeelen,  merk  ik  op  dat  in  
 1847  van  de  verschillende  plaatsen  der  Westkust  en  der  boven-  
 landen  429  vaartuigen  aankwamen,  houdende  1260  last,  terwijl  
 472  vaartuigen,  houdende  1413  la s t,  naar  dezelfde  plaatsen  ver-  
 trokken.  In  1830  waren  deze  cijfers  466  vaartuigen  van  te  zamen  
 1749  last  en  309  vaartuigen  van  1470  last.  De  waren ,  die  over  
 zee  te  Pontianak  worden  aangebragt,  vervoeren  de  daar  wonende  
 Chinezen  en  Boeginezen  naar  de  hoofdplaatsen  der  onderscheidene  
 binnenlandsche  rijkjes,  waar  zij  ze  aan  de  vorsten  en  handelaars  
 verkoopen  of  tegen  de  voortbrengselen  der  binnenlanden  verruilen.  
 De  vorsten  leveren  de  van  Pontianak  aangebragte  waren,  als  zout,  
 tabak,  zwart  linnen,  ijzer  enz .,  aan  de  Dajaks  tegen  buitensporige  
 prijzen,  die  zij  in  rijst  en  andere  voortbrengselen  van  hunnen  
 handenarbeid  voldoen,  zoodat wij  hier  eerder  aan  een  vorm  van  
 belasting  dan  aan  een  tak  van  handel  te  denken  hebben.  De  Boe-  
 ginesche  en  Maleische  kooplieden,  in  de  binnenlanden  gevestigd,  
 drijven  met  de  Dajaks  ruilhandel,  voor  zoo  ver  hun  dit  door  de  
 vorsten  vergund  wordt,  en  zijn  opkoopers  der  artikelen,  voor  den  
 afvoer  naar  Pontianak  bestemd.  Vele  kooplieden,  die  te  Pontianak  
 te  huis  behooren,  hebben  ook  vrouwen  in  de  bovenlanden ,  dewijl  
 zij  door  die  huwelijken  aldaar  het  burgerregt  verkrijgen  en  minder  
 van  de  knevelarijen  der  vorsten  te  bjden  hebben. 
 De  buitenlandsche  handel,  waartoe  het  verkeer  met  alle  landen  
 buiten  de Wester-afdeeling  van  Borneo,  en  dus  ook  met  de  gewesten  
 der  Zuid-Ooster-afdeeling  en  der  Noordkust  van  dat  eiland  gere-  
 kend  wordt,  is  schier  geheel  zeehandel,  ofschoon  ook  eenig  verkeer  
 over  land  met  Broenei  en  Banjer-massin  bestaat.  Deze  zeehandel 
 ’)  Francis,  bl.  28.