
 
        
         
		snapt  waren  van  Datna,  waar  deze  vlootvoogd  in  160j.  twaalf  
 gevangenen  had  moeten  achterlaten  *).  Zij  waren  door  eenige  
 bewoners  van  Broenei  ongewapend  in  eene  schuit  gevonden  en  naar  
 hunne  woonplaats  gevoerd.  Hier  waren  zij  mishandeld  en  gekerkerd  
 geworden,  ten  gevolge  waarvan  drie  hunner  bezweken  waren;  doch  
 de  Sultan  en  zijne  rijksgrooten  hadden  ben  in  bescherming  geno-  
 men.  Tevens  werd  aan  van  Waerwijck  een  brief  van  den  Vorst  
 ter  hand  gesteld,  waarin  hij  zijne  hooge  ontevredenheid  te  kennen  
 gaf  over  de  mishandelingen,  die  sommige  zijner  onderdanen  zieh  
 jegens  de  Nederlandsche  gevangenen  hadden  veroorloofd,  en  den  
 admiraal  aanbood  vrijelijk  zijne  havens  te  bezoeken.  Van  Waerwijck  
 nam  de  verloste  gevangenen  in  dienst  en  verdeelde  hen  over  
 zijne  schepen  2). 
 De  faktorij  te  Bantam  schijnt  geene  pogingen  te  hebben  aange-  
 wend  om  handelsbetrekkingen  met  Borneo  aan  te  knoopen,  dan  
 na  de  vervanging  van  haar  opperhoofd  Wittert  door  Jan  Willems-  
 zoon  Verschoor  in  1605  3).  Deze  belastte,  den  14den  Februarij  
 1 6 0 6 ,  zekeren  Gillis  Michielszoon  met  eene  zending  naar  Banjer-  
 massin,  welker  ongelukkigen  afloop  ik  reeds  elders  vermeld  heb 4),  
 en  zond  den  12den  Januarij  1607 Hans  Roef  naar  Sukkadana  tot  het  
 aankoopen  van  diamanten,  waartoe  hij  hem  eene  som  van  8000  
 dollars  medegaf.  De2e  slaagde  naar  wensch  in  zijne  handelsspecu-  
 latien,  maar  had  zooveel  van  de  hebzucht  der  inwoners  te  lijden,  
 dat  hij  weihaast  zijn  leven  niet  zeker  achtle.  Verschoor,  dit  
 vernemende,  zond  den  22sten  Junij  Samuel  Bloemaert  met  het  
 jagt  het  Papegaaike  om  Roef  af  te  halen.  Toen  deze  den  2den  Julij  
 Sukkadana  bereikte,  vernam  hij  dat  Roef reeds  vijf dagen  te  voren,  
 met  eene  aanzienlijke  partij  diamanten,  de  wijk  had  genomen  naar  
 Patani.  Met  het  berigt  hiervan  keerde  Bloemaert  den  13den  Julij  te  
 Bantam  terug  5j: 
 *)  Begin  en  Voortgang'  I ,   Reis  van  ran  Heemskerk,  bl.  29.  Omtrent  
 de  ligging  van  dit  Dama  wordt  geene  aanwijziog  gegeven ;  slechts  weten  
 wij  dat  Heemskerk  naar  de  Molukken  gevaren  was.  Men  zou  kunnen  denken  
 aan  de  Dammer-eilanden  bij  de  Zuidpunt  van  Gilolo.  Waarschijnlijker  
 dankt  het  mij,  dat  Dama,  Damma  of Damme,  een  der  Zuid-wester-eilan-  
 den,  bedoeld  is. 
 *)  Reis  van  van  Waerwijck,  t.  a.  p .,  bl.  7 4 ,  Ned.  Reizen  IY ,  bl.  8 2 ,  
 Yalentijn,  bl.  244. 
 3)  Yalentijn  IV ,  I ,   bl.  229. 
 *)  Inleiding,  bl.  x x x vm . 
 ')  V a len tin ,  bl.  2 4 4 ,  G.  Müller,  bl.  206. 
 Verschoor  werd  als  opperhoofd  te  Bantam  nog  vöör  het  einde  van  
 1607  vervangen  door  den  beroemden  Jacques  l’Hermite  1).  Onder  
 zijnbestuur  besloot  de  raad  der  faktorij  ,  den  12den  October  1 608,  
 in  weerwil  aller  bezwaren,  een  vast  kantoor  op  Borneo  te  vesti-  
 g e n ,  uit  aanmerking  der  groote  voordeelen,  die  men  van  den  diamanthandel  
 verwachten  mögt.  Met  dit  doel  werd  de  reeds  genoemde  
 Samuel  Bloemaert  als  opper-koopman  derwaarts  gezonden,  en  hem  
 de  uitdrukkelijke  last  gegeven,  om  met  de  Vorsten  van  Banjer-  
 massin,  Landak,  Sambas  en  Broenei  verbindtenissen  aan  te  gaan.  
 Sukkadana,  dat  toen  reeds  met  Landak  onder  een  Vorst  stond,  
 wordt  hierbij  niet  uitdrukkelijk  genoemd,  waarschijnlijk  omdat  men  
 de  diamanten  van  Landak  vooral  op  het  oog  had.  Den  19den  November  
 daaraanvolgende  ging  Bloemaert,  vergezeld  van  Pieter Aarts-  
 zoon,  met  het  jagt  de  Vliegende  Draak  van  Bantam  onder  zeil  en  
 kwam  den  7den  December  voor  Sukkadana  ten  anker  2). 
 Het  hoogste  gezag  was  hier  op  dit  tijdstip  in  handen  eener  
 vrouw,  de  Landaksche  prinses  Poetri  Boenkoe,  die  kort  te  voren  
 hären  echtgenoot  Panembahan  Giri  Koesoema,  zoo  men  zegt  uit  
 minnenijd,  door  vergif  van het leven beroofd had ,  en  thans  Landak  
 in  haar eigen  regt,  en Sukkadana  in  naam  van  hären  minderjarigen  
 zoon  Giri  Moestaka,  onder  den  titel  van  »Ratoe  di  atas  negri”  be-  
 stuurde  3).  Van  Giri  Koesoema  meldt  nog  de  geschiedenis,  dat  hij  
 zieh  vaak  in  de  binnenlanden  plagt  op  te  houden  en  veel  met  de  
 Dajaks  verkeerde.  Hij  werd  op  het  land  Giri  begraven  4). 
 De  eerste  verrigting  van  Bloemaert  was  het  sluiten  eener  over-  
 eenkomst  met  de  Ratoe  Boenkoe,  waarbij  hem,  tegen  betaling  van  
 vier  tail  goud  bij  wijze  van  to i ,  vergund  werd,  de  goederen  die  
 hij  met  zieh  gevoerd  had,  aan  wal  te  brengen  en  gedurende  een  
 jaar  daarmede  handel  te  drijven,  met  bepaling,  d a t,  zoo  later  
 meerdere  koopwaren  werden  aangebragt,  daarop  nieuwe  tollen  zou-  
 den  geheven  worden.  Dit  was  dus  het  begin  van  ons  kantoor  te 
 J)  Valentijn  IY ,  I ,   bl.  229. 
 !)  G.  Muller,  bl.  2 0 7 ,  Begin  en  Voortgang  I I ,  Reis  van Verhoeven,  
 bl.  4 7 ,  Bloemaert,  bl.  98. 
 *)  G.  Muller,  bl.  2 0 7 ,  334.  Volgens  hem  zou  de  moord  op  1  Januarij  
 1609  hebben  plaats  gehad.  In  de  reis  van  Verhoeven,  in  Begin  en  
 Voortgang,  bl.  4 8 ,  en  zoo  ook  bij  Valentijn,  bl.  2 2 4 ,  leest  men  algemee-  
 ner:  „in  Januarij;”  doch  Bloemaert,  bl.  9 8 ,  spreekt  van  ,,de  koningin”  
 dadelijk  bij  zyne  aankomst  te  Sukkadana  op  7  December  1608.  Eene  
 toespeling  op  den  moord  van  haren  echtgenoot  vindt  men  aldaar,  bl.  101. 
 *)  G.  Muller,  bl.  334.