
 
        
         
		Ilet  vierde  ras  van  den  heer  von  Kessel  is  dal  der  Bejadjoe’s , 
 P e r s .  ,,  Je  n ai  pas  été  dans  1 occasion  de  voir  aucun  des  hommes.  que  
 l’on  dit  être  ainsi  conformés;  mais  tous  les  renseignements,  que  j ’ai  re-  
 cueilli  à  cet  égard,  ont  été  unanimes  pour  m’assurer,  que  ce  phénomène  se  
 rencontre  chez  quelques  tribus  nomades  du  centre  de  l ’île  qui  vivent  encore  
 dans  l’état  le  plus  sauvage.”  Zie  ook  nog  E a r l,  p.  256.  Ofschoon  
 het  mij  toeschijnt,  dat,  zoolang  de  staartmenschen  op  Bornéo  door  geen  
 geloofwaardig  Europeaan  zijn  gezien ,  wij  regt  hebben  ailes  wat  daarvan  
 verhaald  wordt  voor  een  sprookje  te  houden,  kan  ik  echter  niet  nalaten  
 hier  het  een  en  ander  mede  te  deelen  aangaande  staartmenschen  in  Afrika,  
 uit  een  verslag  van  de  zitting  der  Académie  des  sciences  van  29  Augustus  
 1 8 4 9 ,  waarvan  ik  de  kennis  aan  den  heer  van  Pers  verschuldigd  ben. 
 „11  existe  une  race  d’hommes  qui,  au  dire  de  certains  voyageurs,  est  originaire  
 du  royaume  de  Gondar,  e t,  selon  d’autres,  habite  le  Soudan  méridional, 
   dont  le  caractère  zoôlogique  est  particulièrement  remarquable  par  
 un  appendice  caudal,  formé  par  le  prolongement  de  la  colonne  vertébrale,  
 et  qui  constitue  le  dernier  degré  du  genre  homme.  Les  marchands  d’esclaves  
 ne  s ’en  défont  qu’avec  une  peine  extrême,  tant  leur  réputation  est  
 détestable.  Voici  quelques-uns  des  traits  auxquels  on  les  distingue:  caractère  
 indomptable,  intelligence  rudimentaire,  physique  hideux.  On  en  trouve  
 aussi  quelques  individus  aux  Philippines,  mais  ceux-ci  proviennent  de  la  
 traite.  Quoi  qu’il  en  soit,  sur  les  grands  marchés  d’esclaves  en  Orient  il  
 en  paraît  quelquefois,  et  ils  sont  si  bien  connus,  que  lorsqu’un  Levantin  
 est  embarrassé  pour  le  choix  d’un  bon  esclave,  la  première  chose,  qu’on  
 lui  dit,  c’est:  Ne  prenez  pas  un  noir  pourvu  d’une  queue; c’e st,  de  tous 
 les  esclaves,  celui  dont  on  peut  le  moins  tirer  parti.  Il  y  a  loin, comme 
 Ion  voit,  de  cet  homme  à  celui  que  rêvait  Fourier,  et  qui devait  un jour 
 devenir  l’homme  type  en  beauté  physique  et  intellectuelle. 
 „ M.  du  Couret  qui  était  en  1842  à  la  Mecque,  a  vu  un  individu  de  
 1 espèce  que  nous  venons  de  signaler  et  qu’on  lui  a  dit  appartenir  à  la  race  
 des  Ghilanes,  dans  le  Soudan  méridional.  Bien  que  ce  ne  soit  pas  la  première  
 fois  qu  il  soit  question  d’une  race  d’hommes  pourvue  de  queues ,  le  
 fait  n’est  toute-fois  pas  si  cummun,  qu’il  soit  tout-à-fait  dépourvu  d’intérêt.  
 Nous  allons  donc  entrer  dans  quelques  détails  sur  cette  manifestion  organique  
 assez  étrange.  „ J ’habitais  la  Mecque  en  1 8 4 2 ,”  dit  l’auteur,  „ e t  
 me  trouvant  chez  un  émir  avec  lequel  j ’étais  intime ,  je  lui  parlai  de  la  
 race  des  Ghilanes  et  lui  fis  part  du  doute  qu’ont  les  Européens  de  l’existence  
 d hommes  ayant  une  queue,  c’est  à  dire  la  colonne  vertébrale  prolongée  
 extérieurement.  Pour  me  convaincre  de  l’existence  réelle  de  cette  espèce, 
   l’émir  fit  venir  devant  moi  un  de  ses  esclaves  qu’il  nommait  Bellal,  
 qui  avait  environ  trente  ans ,  qui  possédait  une  queue  et  qui  appartenait  
 à  cette  peuplade.  Je  vis  cet  homme  et  je  fus  complètement  persuadé.” 
 Het  overige  van  het  verslag  geeft  eene  uitvoerige  beschrijving  van  dezen  
 persoon  en  van  zijne  herinneringen  van  zijn  vaderland.  De  heer  du  Couret  
 wist  hem  eindelijk  te  bewegen ,  zicli  voor  hem  te  ontkleeden  en  zich  te  la-  
 ten  teekenen.  Zijn  staart  was  iets  meer  dan  drie  duimen  lang  en  bijna  
 zoo  bewegelijk  als  die  van  een  aap.  Deze  slaaf  onderscheidde  zich  van  
 zijne  stamgenooten  door  goedaardigheid  en  trouw.  Hij  had  den  Islam  om-  
 helsd  ,  en  was  een  warm  aanhanger  zijner  nieuwe  godsdienst,  maar  van  
 tÿd  tôt  tijd  kon  hjj  den  drang  niet  weêrstaan  om  raauw  vleesch  te  oten,  
 waaraan  hij  in  zijn  vaderland  was  gewoon  geweest. 
 die  op  de  Zuidkust  in  het  gebied  van  Banjer-niassin  te  liuis  be-  
 hooren.  Zij  zijn  door  de  berigten  van  de  heeren  S.  Müller,  Schwa-  
 ner,  Becker,  Halewijn  en  anderen  genoeg  bekend;  in  het  gebied  der  
 Kapoeas  komen  zij  niet  voor,  doch  onze  schrijver  schijnt  le  mee-  
 n en ,  dat  de  zoo  weinig  bekende  Dajaks  van  Matan,  althans  ten  
 deele,  hiertoe  behooren  1). 
 Op  deif  allerlaagsten  trap  van  beschaving  Staat  het  vijfde  ra s ,  
 waartoe  de  Manketans  en  Poenans  behooren.  Ik  heb  de  woon-  
 plaatsen  dezer  nog  geheel  nomadische  en  met  den  akkerbouw  on-  
 bekende  stammen  in  het  gebied  der  Kapoeas  reeds  aangewezen  2).  
 De  Poenans  zijn  ook verspreid  in  de bovenlanden aan  de Mohakkam 
 rivier.  Zij  zijn daar  ten deele  eenigermate  onderworpen  aan 
 de  Parische  stammen ,  gelijk  deze  aan  de  Maleijers;  en  deze  onder-  
 geschikte  betrekking  mag  op  zich  zelve  reeds  als  een  bewijs  van  
 versch.eidenheid  van  stam  worden  aangemerkt.  Hunne  taal  is  van  
 die  der  Pari’s  geheel  verschillende;  daarentegen  moet  de  taal  der  
 Manketans  geheel  met  die  der  Poenans  overeenkomen  3).  Of  deze  
 wilden  met  de  Orang-Ot  in  bet  gebied  van  Banjer-massin  verwant  
 zijn  ,  is  voor  als  nog niet  te  beslissen 4). 
 Bij  eene  meer naauwkeurige  kennis van  geheel  Borneo  zal  het 
 welligt  blijken,  dat  het  gelal  der  rassen  nog  moet  vermenigvuldigd  
 worden,  gelijk  reeds  de  heer  von  Kessel  zelf  de  Dajak  Riboen  aan  
 de  Sekajam-rivier  wegens  hunne  taal  tot  geen  der  genoemde rassen  te  
 brengen  acht  5).  De  ondersebeiding  levert  inlusschen  groot  bezwaar  
 op  ,  daar  toch  zeker,  al  wäre  het  slechts  ten  gevolge  van  het  ge-  
 vankelijk  wegvoeren  der  vrouwen ,  vermenging  der verschillende rassen  
 tot  zekere  hoogte  heeft  plaats  gegrepen.  De  veelvuldige  dialeclen  
 zijn  ook  te  zeer  onderling  en  met  vreemde  bestanddeelen  vermengd,  
 dan  dat  zij  een  zeker  onderscheidingsmiddel  der  rassen  zouden  op-  
 leveren.  Het  gezegde  zal  echter  voorloopig  genoegzaam  zijn,  om  
 van  het  groot  verschil  tusschen  de  stammen,  onder  den  naam  van  
 Dajaks  begrepen,  eenig  algeineen  denkbeeid  te  geven,  en  te  beves- 
 *)  Blijkens  da  noot  op  bl.  1 6 7 ,  waarvan  de  zin  echter  niet  volkomen  
 duidelijk  is. 
 *)  Zie  boven,  bl.  56. 
 8)  Von  Kessel,  bl.  1 6 7 ,  1 8 7 ,  Schwaner  B .,  bl.  2 2 8 ,  WeddikK.,  bl.  
 9 1 ,  9 7 ,  1 5 0 ,  1 5 5 ,  the Barram-rivier,  in  Journ.  of  the  Ind.  Arqhip.  1851, 
 p.  682. 
 *)  Zie  over  dezen  stam  Schwaner  B .,  bl.  229  volgg. 
 *)  Von  K e s se l,  bl.  167  ;  vgl.  over  hen  van  Lijnden  N.  T .,  bl.  571.