
 
        
         
		VIJFDE  HOOFDSTUK. 
 Regering  van  S a ltan   Mohammed  Djamaloe’d-din  te   Matan.  —  PanembabaB  
 Koesoema-ning-rat  van  Simpang  door  zijn  zoon  Soeria-ning-rat  opgevolgd.  —  
 Mislukte  poging  to t  opbenring  van  Sukkadana.  —  Het  roovershoofil Datoe Tja-  
 merang  vestigt  zieh  te  Snhkadana.  —  Roovers  van  groot-Karimata onder Batin  
 Galang.  Roovers  van  Kandawangan  onder  Oewan Isma'il.  —  Rooverijen van  
 den  Sultan  van  Matan  en  den  Panembahan  van  Simpang.  —  Sultan  Aboe-  
 Bekr  Kamaloe’d-din  bestijgt  den  troon  van  Sambas.  —  Zijn  broeder  Pangeran  
 Anom  verbindt  zieh  met  de  Chinezen.  —  Verzoening  der  beide  breeders.  —  
 Zeerooverijen  van  Pangeran  Anom.  —  De  S a ltan   van  Pontianak  verdacht  van 
 m e t  de  zeeroovers  te  heulen.  —  Verval  van  den  handel  van  Pontianak.  __ 
 Geldelijke  verlegenheid  van  Sultan  Abdoe’r-rahman.  —  Zijn  dood  en  karak-  
 ter.  —  Sjerief  Kasim  wordt  Sultan  van  Pontianak.  —  Herstel  van  h e t  oude 
 vorstengeslacht  van  Mampawa.  —  Staat  van  Pontianak  onder Sultan Kasim.__ 
 Zijne  inkomsten.  Zijn  karakter.  —  Mislukte  aanslag  van  Pangeran  Anom  
 op  Mampawa.  —  Zijn  verbond  met  de  Ilanons.  —  Raffles  knoopt  betrekkin-  
 gen  aan  met  den  Sultan  van  Pontianak  ter  gelegenheid  der  expeditie  naar  
 Java.  —  Hieuwe  rooverijen  van  Pangeran  Anom.  —  Sambas  door  de  Engel-  
 schen  getuchtigd.  —  Dood  van  den  Sultan  van  Sambas.  —  Pangeran  Anom  
 volgt  hem  op  als  Sultan  Mohammed  Ali  Tsafioe’d-din.  —  Karakter  van  den  
 menwen  Sultan.  —  Treurige  toestand  van  Sambas  en  Pontiapak.  —  Zending  
 van  den  heer  Bloem  naar  Borneo’s  Westkust.  —  De  vorsten  rocpen  de  be-  
 scherming  in   van  h e t  berstelde  Nederlandsch  gezag. 
 De  vorige  hoofdstukken  zullen  den  lezer  een  algemeen  denkbeeld  
 hebben  gegeven  van  de  groote  verandering,  die  de  toestand  van  
 Borneo’s  Westkust  in  het  27jarig  tijdvak  der  afwezigheid  van  het  
 Nederlandsch  gezag  door  de  wassende  magt  der  Chinezen  en  het  
 toenemend  geweld  der  zeerooverij  onderging.  Mij  rest  thans  nog  
 de  taak,  de  trapsgewijze  ontwikkeling  dier  beide  hoofdfeiten  zooveel  
 mogelijk  in  verband  te  hrengen  met  de  lotgevallen  der  bijzondere  
 staten  en  dynastien,  en  daardoor  het  tijdstip,  waarop  de  vader-  
 landsche  vlag  op  Borneo’s  Westkust  werd  nedergehaald,  aan  een  te 
 schakelen  met  d a t,  waarop  de  hulpelooze  ,toestand  der  vorsten  hen  
 noopte,  zieh  uit  eigen  beweging  weder  onder  de  hescherming  te  
 stellen  van  het  Nederlandsch  Gouvernement. 
 In  het  rijk  van  Matan  regeerde  sedert  1790  Sultan  Mohammed  
 Djamaloe’d-din  te  midden  van  schromelijke  verwarring  en  toenemend  
 verval.  Zijn  halve  broeder,  Pangeran  Mangkoe-rat  Soema,  dien  
 eenmaal  zijn  vader  tot  troonsopvolger  bestemd  had  x) ,  Het  de  aan-  
 spraken  daardoor  verworven  niet  varen,  ofschoon  hij  door  het  hem  
 als  erfelijk  domein  toegewezen  Kandawangan  voor  het  verlies  van  
 de  kroon  schijnt  te  zijn  schadeloos  gesteld  2).  Herhaaldelijk  poogde  
 hij  zieh  van  het  gezag  in  Matan  meester  te  maken;  doch  het  ge-  
 luk  bleef  steeds  de  wapenen  van  den  Sultan  getrouw.  De  strijd  
 werd  natuurlijk  afgewisseld  door  tijdperken  van  rust  en  schijnbare  
 verzoening,  en  waarschijnlijk  heeft  eenmaal  het  huwelijk  van  Pangeran  
 Adi  Mangkoe-rat,  zoon  van  Pangeran  Mangkoe-rat  Soema3),  
 met  Oetin  Tima,  de  dochter  des  Sultans,  tot  bezegeling  moeten  
 strekken  der  herstelde  vriendschap.  Deze  Oetin  Tima  was  de  ver-  
 stootene  echtgenoot  van  Pangeran  Moeda,  zoon  van  Sjerief  Kasim.  
 Het  volksverhaal  wil  dat  deze  Vorst  zijn  zoon  met  de  Matansche  
 prinses  had  verbonden,  alleen  in  de  hoop  om  zieh  daardoor  in  het  
 bezit  der  Matansche  diamanten  te  stellen ,  en  dat  de  mislukking  van  
 dit  plan  de  oorzaak  werd  der  spoedig  gevolgde  scheiding.  Men  ziet,  
 het  is  het  oude  verhaal  in  eene  nieuwe  gedaante  4) ,  wederom  eene  
 variatie  op  het  thema,  dat  gedurig  den  bewoners  dezer landen door  
 het  hoofd  speelt.  Zijn  huwelijk  met  des  Sultans  dochter  was  voor  
 Pangeran  Adi  Mangkoe-rat  geene  verhindering,  om  zieh  als  den  erf-  
 genaam  van  zijns  vaders  aanspraken  te  beschouwen,  toen  deze  in  
 1817  overleden  was.  Wij  zullen  h em ,  in  de  eerste  jaren  na  het  
 herstel  van  het  Nederlandsch  gezag,  als  pretendent  op  de  kroon  
 van  Matan  nader  leeren  k en n en /). 
 In  1812  stierf  Ratoe  Sani,  de  eigen  zuster  van  Sultan  Mohammed  
 Djamaloe’d-din,  en  echtgenoot  van  Pangeran  Kraton,  zoon  van  
 den  Panembahan  v a n   S im p a n g ,   Koesoema-ning-rat.  Twee  jaren  
 later  bezocht  Pangeran  Kraton,  in  gezelschap  van  Sultan  Moham- 
 *)  Zie  boven,  bl.  280. 
 s)  Zie  boven,  bl.  118.  ‘  -i 
 3)  G-.  Muller,  bl.  3 1 2 ,  wordt  bij  ,  in  strijd  met  bl.  3 o l  ,  en,  zoo  ik 
 geloof,  te  onregt,  een  zoon  van  Sultan  Endra  Laja  genoemd. 
 *)  Vgl.  boven,  bl.  231.