
 
        
         
		cn  op  Tandjong  Bri  tijdelijk  hunne  tenten  of  hutten  van  kadjang  
 en  atap  opsloegen,  die  zij  bij  hun  vertrek  ineön  rollen  en  in  hunne  
 vaartuigen  bergen,  om  ze  op  eene  andere  plaats weder  op  te  slaan.  
 Zelfs  de  Sjerief  van  Koeboe,  eene  volkplanting  van  Pontianak  J.j  
 werd  beschuldigd  van  hun  scbuilplaatsen  toe  te  staan.  Zoo  waren  
 zij  in  staat  aanhoudend  voor  de  monden  der  rivieren  van  Pontianak  
 en  Mampawa  te  kruisen,  en  de  derwaarts  zeilende  of  vandaar  ver-  
 trekkende  handelsvaartuigen  aan  te  houden  en  te  plünderen  en  de  
 opvarenden  als  slaven  te  verkoopen  2).  Daarbij  kwam  dat  de  vor-  
 sten  van  Sambas  en  Matan  zieh  niet  enkel  tot  de  begunstiging  van  
 de  rooverijen  der  Ilanons  en  Orang-laut  bepaalden,  maar  ook  zelven  
 door  de  uitrusting  van  rooverspraauwen,  die  zij  soms  in  persoon  
 aanvoerden,  aan  hunne  ondernemingen  deel  namen,  zoo  als  beneden  
 breeder  zal  worden  verhaald. 
 Deze  Ilanons  zijn  van  alle  zeeroovers  in  den  Indischen  Archipel  
 de  gevaarlijkste;  zij  zxjn  door  hunne  vermetelheid  en  barbaarsche  
 wreedheid  de  schrik  aller  handelaren,  en  alle  schrijvers  stemmen  
 daarin  overeen,  dat  zij  aan  het  vinden  van  middelen  wanhopen,  
 om  immer  dit  volk  aan  zijn  woest  bedrijf  te  ontwennen,  dewijl  
 zij  niet  zoozeer  uit  gebrek,  of  zelfs  uit  hoop  op  buit,  als  uit  avon-  
 tuurlijke  zucht  naar  een  vrij  en  bandeloos  leven,  vol  lotwisselingen  
 en  gevaren,  aan  hun  bloedig  handwerk  verkleefd  zijn.  Het  vaderland  
 der  Ilanons  in  strikten  zin  is  het  eiland  Magindanao,  waar  zij  hunne  
 woonplaats  hebben  längs  het  strand  der  groote  baai  van  Ilanon.  Een  
 smalle,  moerassige  landstrook,  met  rhizophoren  bedekt  en  met  tal-  
 looze  kreken  en  inhammen  doorsneden,  scheidt  de  baai  van  een  uit-  
 gestrekt  meir,  dat  de  eigenlijke  schuilplaats  der  Ilanons  vormt,  en  
 waaraan  zij  den  naam  van  »los  Illanos  de  la  Laguna”  bij  de  Spaan-  
 sche  schrijvers  te  danken  hebben.  De  baai  is  omringd  door  »vigias”  
 of  kleipe  waehthuizen,  in  de  hoogste  boomen  geplaatst,  en  op  het  
 eerste  teeken  van  onraad,  of  te  midden  van  de  hitte  der  vervolging,  
 worden  de  vaartuigen  met  onbegrijpelijke  behendigheid  met  touwen  
 tegen  de  alom  längs  het  strand  vervaardigde  hellingen  opgesleept,  
 waartoe  de  rhizophoren  zelve  de  bouwstoffen  leveren,  en  in  het  
 meir  in  veiligheid  gebragt,  terwijl  de  aanvallers  of  vervolgers  door 
 ')  Zie  boven,  bl.  10. 
 2)  Leyden,  p.  3 3 ,  Mundy,  II ,  p.  1 3 ,  G.  Muller,  bl.  2 4 7 ,  296,  Raffles, 
   p.  4 5 ,  Brief  van  den  Sultan  van  Pontianak  aan  de  Indische  regering  
 van  30  Maart  1807-,  in  Meursinge,  Maleisch  leesboek,  I I I ,  bl.  8 . 
 zwaar  gewapende  batterijen,  midden  in  de  moerassen  opgeworpen,  
 met  een  hagelbui  van  schroot  en  kogels  begroet  worden.  De  hoof-  
 den  dezer  Ilanons  zijn  in  naam  onafhankelijk,  maar  men  beweert,  
 dat  die  vermeende  onafhankelijkheid  slechts  een  voorwendsel  is,  
 om  den  Sultan  van  Magindanao  in  staat  te  stellen,  zieh  voor  de  
 blaam  en  de  straf  van  deelgenootschap  hunner  rooverijen  te  vrij-  
 waren.  De  Ilanons  hebben  intusschen  overal  hunne  stations  in  den  
 Archipel  van  Soeloe,  met  zijne  150  eilanden,  en  op  verschillende  
 punten  van  Borneo’s  Noord-oosthoek.  De  Sultan  van  Soeloe  en  zijne  
 grooten  zijn  hun  behulpzaam  in  het  uitrusten  hunner  roovervloten  
 en  voorzien  de  praauwen  van  wapenen,  ammunitie  en  levensmidde-  
 len,  terwijl  hunne  eigene  onderdanen,  vrij willig  of  gedwongen,  zieh  
 bij  de  Ilanons voegen  en  aan  hunne  strooptogten  deelnemen.  De vorst  
 van  Soeloe  en  zijne  Datoe’s  deelen  rijkelijk  in  den  buit,  waarvan  
 de  opvarenden  der  praauwen,  met  uitzondering  van  de  Panglima’s  
 of  hoofden,  slechts  een  karig  aandeel  ontvangen.  Gemeenlijk  worden  
 al  de  roovers  uit  het  gebied  van  den  Sultan  van  Soeloe  onder  den  
 naam  van  Ilanons  begrepen,  die  ook  vaak  tot  andere  roovers  der Ma-  
 leische  staten,  welke  zieh  met  hen verbroederen,  wordt uitgestrekt1). 
 De  vaartuigen,  waarvan  zieh  deze  roovers  van  professie  bedienen,  
 zijn  van  70  tot  90 voet  lang,  welgevormd,  scherp  en  goed  bezeild,  
 en  van  dubbele  roeibahken,  soms  van  tot  64  riemen,  twee  of  drie  
 masten  van  ijzerhout,  die  gestreken  kunnen  worden,  en  van  welke  
 de  längste,  die  de  vlag  voert,  tot  50  voet  hoog  is ,  sterke,  van  
 boomvezeis  vervaardigde  zeilen,  touwwerk  van  gemoeti  en  boombast  
 gedraaid,  en  houten  ankers  met  zware  steenen  daaraan  bevestigd,  
 voorzien.  Zij  voeren  eene  bemanning  van  70  tot  80  man,  be-  
 halve  een  groot  aantal  slaven,  die  als  roeijers  dienen,  met  de  
 beenen  aan  de  banken  gekluisterd  zijn,  en  in  den  regel  aan  den  
 strijd  geen  deelnemen.  Het  schip  is  over  zijne  gansche  lengte  door  
 zware  dwarsbalken  in  vakken  gescheiden,  en  bevat  bergplaatsen  
 voor  allerlei  krijgsvoorraad,  scheepsbehoeften  en  levensmiddelen.  
 Hierover  ligt  een  vloer  van  gespleten  of  gevlochten  bamboe.  De  
 kajuit,  die  den  panglima  en  verdere  aanvoerders  tot  verblijf  strekt,  
 is  boven  het  water gebouwd  en  het  dek  daarboven  vaak  met  fraai 
 *)  Raffles,  p.  4 5 ,  zegt:  „The  name  of  Lanuns,  which  was  originally  
 the  appellation  of  those  piratical  adventurers  from  the  bay  of  Lano,  in  the  
 great  Island  of Mindanao,  who  formerly  infested  the  coast  of  Borneo,  has  
 been  extended  to  almost  all  the  sea-rovers  of  the  east,  particularly  to  those  
 which  infest  the  straits  of  Banca  and  Sunda.”