
 
        
         
		DERDE  IIOOFDSTUK. 
 Overzigt  van  de  goad-houdende streken  en  de  gond-opbrengst  van  Borneo. —  
 Vermindering  der  gond-produetie. — Toegenomen  verspreiding  der Chinezen. —  
 Gond  in  de  sp le te n . der  kalkrotsen.  —  Goud  in   het  zand  der  rivieren.  —  
 Kenteekenen  der  goudlagen  in  de  alluviale  gronden.  —  Goudwasscherijen  in  
 h e t  gebied  der  Kapoeas.  —  Kleine  mijnen  of  sang-sa’s  in   de  Chinesehe  dis-  
 tricten.  —  Onderscheid  der  sang-sa’s  en  nams.  —  Beschrijving  der  nams  in  
 de  nabijheid  van  Montrado.  —  Opsporing  der  goudlaag.  —  Toevoer  van  water. 
   —  Uitgraving  der  knilen. —  Geologische  gesteldheid  der  goudgronden. —  
 Kettingpomp.  —  Reiniging  van  het  goud.  — Werktuigen der mijnarbeiders. —  
 Levenswijze  der  mijnarbeiders.  —  Debiet  van  opium.  —  Kosten  en  winsten  
 der  kongsies  op  de  goudgraving. 
 Hebben  wij  in  het  vorige  hoofdstuk  de  associaties  der  Chinezen  
 op  Borneo’s  Westkust  aïs  politieke  ligchamen  leeren  kennen,  thans  
 willen  wij  ze  van  haré  industríele  zijde gadeslaan,  en  over  den  aard,  
 de  regeling  en  de  uitkomsten  der  goudgraverij  in  eenige  bijzonder-  
 heden  treden.  Vooraf  eenige  woorden  over  de  goud-productie  van  
 Borneo  in  het  algemeen. 
 »Op  het  eiland  Borneo,”  zegt  de  heer Weddik,  gewezen  Gouverneur  
 onzer  bezittingen  aldaar,  »wordt  het  goud  in  meerdere  of  
 mindere  male  gevonden  in  het  gebied  van  aile  stroomen  en  in  de  
 weinige  bergachtige  streken,  die  op  dit  eiland  voorkomen.  Zelden  
 vindt  men  het  in  gedegen  staat  en  bijna  altÿd  als  stroomgoud,  en  
 wel  in  lagen,  van  eenige  duimen  tot  5  à  6  voeten  dikte  afwisselend,  
 en  vermengd  met  ijzer  en  andere  metalen,  ook  wel  met  platina.  
 Deze  lagen  liggen  veelal  vrij  horizontaal,  ter  diepte  van  6  tot  20  à  
 30  voeten  beneden  den  beganen  grond”  1). 
 *)  Rapport  der  Staatseommissie  betreffende het mijnwezen,  van  24  Julij,  
 1 8 5 0 ,  in  het  Natuurk.  Tijdschr.  van  N.  I .,  Jaarg.  I I ,  bl.  94.