
 
        
         
		derdsten  dag  na  het  overlijden  van  zijn  eerwaardigen  vader,  die  
 reeds  lang  het  wangedrag  van  zijn  zoon  betreurd,  en  na  het  ge-  
 beurde  te  Passir  alle  gerneenschap  met  hem  afgesneden  en —  zegt  
 men  —  hem  zelfs  met  zijnen  vloek  getroffen  had  1). 
 Het  viel  Abdoe’r-rahman  niet  moeijelijk  eene  menigte  gelukzoe-  
 kers  door  geschenken  en  hoop  op  buit  tot  zieh  te  trekken  ,  en 
 daar  hij  Mampawa  nog  niet  rijp  achtte  voor  eenen  aanslag,  besloot  
 hij,  naar  het  voorbeeld  zoo  veler  Maleische  hoofden,  met  zijne  vol*  
 gelingen  het  aanleggen  eener  volkplanting  te  beproeven.  Met  15  
 vaarluigen  ,  bemand  met  een  mengelmoes  van  verschillende  stammen  
 en  daaronder  eenige  leden  zijner  familie,  vertrok  hij  den 
 23sten November 1771  van  Mampawa,  voer  de  Iiapoeas-rivier  o p ,  en  
 koos  tot de  plaats  zijner  vestiging  het  punt  harer  vereeniging  met 
 de  rivier van  Landak ,  als door de natuur zelve  voor  de  vestiging  van 
 een  bloeijend  handels-etablissement  aangewezen.  Yöör  de  landtong,  
 door  de  vereeniging  der  rivieren  gevormd,  lag  toenmaals  een  ei-  
 landje,  sedert  met  den  vasten  wal  vereenigd,  dat  nimmer misschien  
 door  eens  mensehen  voet  hetreden,  maar  als  de  verblijfplaats  van  
 afgrijselxjke  spoken  berucht  was.  Hier  besloot  Abdoe’r-rahman  het  
 werk  der  ontginning  aan  te  vangen.  Ofschoon  zijne  volgelingen  ,  
 vooraf  door  hem  geraadpleegd,  zieh  geheel  aan  zijn  oordeel  onder-  
 wierpen,  had  hij  echter  eenige  moeite  hunne  bijgeloovige  vrees  
 te  overwinnen;  hij  liet  zijne  praauwen  rondom  het  eiland  scharen  
 en  het  een  paar  uren  lang  beschieten,  om  de  pontianakken —  zoo  
 noemde  men  de  spoken,  die  hunnen  naam  aan  deze  plaats  gegeven  
 hebben  2)  —  te  verjagen,  en  sprong  daarop  het eerst met de parang  
 in  de  hand  aan  wal.  Zijne  onderhoorigen  volgden  hem  en  in  körten  
 tijd  was  een  ruime  piek  schoon  gekapt,  waar  nog  in  den  
 avond  van  dienzelfden  dag,  den  7den  Januarij  1 7 7 2 ,  een  aantal  
 kleine  bamboezen  pondoks  of  loodsen  werden  opgerigt,  om  voor-  
 loopig  tot  woonplaatsen  te  verstrekken.  Vervolgens  bouwde  hij  hier  
 de  moskee  of  missighit,  die  het  middelpunt  der  nieuwe  negerie  
 werd  en  later  op  dezelfde  plaats  werd  herbouwd,  en  op  de  land-  
 punt  tegenover  het  eilandje  een  versterkten  dalem  3).  Herwaarts 
 1)  Eitter,  bl.  1 9 7 ,  1 9 8 ,  Tobias,  bl.  5 0 ,  5 1 ,  Leyden,  p.  3 5 ,  3 7 ,  
 Hartmann  HS.  I ,  bl.  5.  De  honderdste  dag  na  het  overlijden,  wordt,  
 even  als  de  derde,  zevende  en  veertigste,  door  de  nagelaten  betrekkin-  
 gen  met  gebeden  en  aalmoezen  gevierd. 
 *)  Hierover  heb  ik  breeder  gesproken  boven,  bl.  13 ,  14. 
 ’)  Zie  boven,  bl.  16. 
 bragt  hij  ook  het  veroverde  Fransche  schip,  welks  bemanning  hij  
 in  het  werk  stelde,  om  de  maagdelijke  bosschen  in  den  omtrek  
 op  te  ru im en ,  terwijl  zijne  overige  volgelingen  längs  de  rivier-  
 oevers  huizen  en  kampongs  aanlegden.  Dit  was  de  oorsprong  van  
 Pontianak  J). 
 Mag  de  loopbaan  van  Abdoe’r-rahman  tot  dusverre  weinig  eervol  
 genoemd  worden,  hij  besloot  thans  zijn  gedrag  te  hervormen,  en  
 in  zijnen  nieuwen  Staat  orde  en  geregtigheid  te  handhaven, als  het  
 beste  middel  om  diens  bloei  te  verzekeren.  Diegenen  zijner  medge-  
 zellen,  die  geen  behagen  vonden  in  eene  rüstige  levenswijze,  joeg  
 hij  weg,  en  zoodra  hij  zijne  woning  in  de  nieuwe  negerie  voltooid  
 h ad ,  deed  h ij,  om  zijn  berouw  te  toonen,  eene  bedevaart  naar  
 het  graf  zijns  vaders,  dat  te  Mampawa  als  een  heiligdom,  onder  
 den  naam  van  Reramat  Marhoem  Toewan  Besar,  vereerd  en  zorg-  
 vuldig  bewaakt  werd.  Hij  herhaalde  deze  plegtigheid  jaarlijks  tot  aan  
 zijn  dood,  gelijk  zij  ook  nog  door  den  tegenwoordigen  Sultan  van  
 Pontianak  zorgvuldig  wordt  in  acht  genomen  2).  Men  meene  echter  
 niet  dat  Abdoe’r-rahmans  berouw  aan  iets  anders  dan  staatszucht  
 en  slim  overleg  was  toe  te  schrijven.  Zijn  volgend  gedrag  zal  ons  
 genoegzaam  toonen,  hoe  onverzadelijk  zijne  heerschzucht  was,  en  
 hoezeer  alle  middelen  hem  welkom  waren,  die  tot  bereiking  van  
 zijn  doel  konden  leiden. 
 Het  bleek  weldra  met  hoe  juist  inzigt  Abdoe’r-rahman  de  plaats  
 voor  zijne  vestiging  had  uitgekozen.  De  vaartuigen  van  Landak,  
 Sangouw  en  de  overige  staten  aan  de  boven-Kapoeas,  die  vroeger  
 hunne  ro tan ,  was,  n jst  en  andere  voortbrengselen  naar  Mampawa  
 en  Sukkadana  bragten,  konden  zieh  thans  reeds  te  Pontianak  van  
 hunne  waren  ontdoen  en  in  al  hunne  behoeften  voorzien.  Eene  
 menigte  kooplieden,  Boeginezen,  Maleijers  en  Chinezen,  vloeiden  
 van  Mampawa,  Sambas  en  andere  plaatsen  naar  Pontianak  zamen,  
 en  bragten  het  in  handelsbetrekking  met  onderscheidene  overzeesche  
 gewesten.  Abdoe’r-rahman  was  jegens  deze  vreemdelingen  de  voor- 
 *)  Hartmann HS.  I ,   bl.  3 ,  5 ,  Leyden,  p.  3 7 ,  38,  Eitter,  bl.  1 9 8 -||2 0 0 ,  
 Tobias,  bl.  51.  —   G-.  Muller,  bl.  2 1 1 ,  geeft  een  eenigzins  verschillend  
 verhaal  van  den  oorsprong  van  Pontianak.  Volgens  hem  zou  Abdoe’r-rahman  
 van  den  Sultan  van  Sangouw  verlof  gevraagd  en  verkregen  hebben,  
 om  op  het  eilandje  Pontianak  een  huis  te  bouwen,  onder  de  verpligting  
 om  wachter  van  den  riviermond  te  zijn  en  de  scheepvaart  tegen  de  zeeroo-  
 vers  te  beschermen. 
 s)  Eitter,  bl.  1 9 4 ,  Tobias,  bl.  51,  Leyden,  p.  38.