
 
        
         
		Bij  hoogen  waterstand  treedt  zij  buiten  hare  oevers,  die  dan  alleen  
 door  liet  hoog  geboomte  aan  den  kant  kenbaar  zijn.  Hare  wateren  
 hebben  eene  zwartachtige  kleur.  Aan  dezen  stroom  en  zij ne  tal-  
 rijke  zijtakken  wonen  een  aanzienlijk  getal  Dajaks,  die  als  apanage  
 aan  de  Pangerans  KoeniDg  en  Anom  van  Sintang  toekomen;  in  bet  
 gansche  gebied  vindt  men  geene  andere  Maleijers,  dan  de  band-  
 langers  van  de  Pangerans  voor  het  invorderen  der  opbrengsten,  
 die  aan  de  uitwatering  der  voornaamste  takken  hunnen  zetel  hebben. 
   Als  handelscommunicatie  is  deze  stroom,  in  weerwil  van  de  
 pogingen  der  genoemde  Pangerans,  tot  dusverre  van  zeer  weinig  
 gewigt  i). 
 De  boven  Sintang  aan  de  Kapoeas  gelegen  staatjes  zijn  van  uiterst  
 gering  belang.  S ila t,  aan  den  linkeroever  der  rivier,  heeft  eene  
 bevolking  van  9470  zielen,  waaronder  300  Maleijers  en  70  Chi-  
 nezen.  De  overigen  zijn  Dajaks,  doch  een  groot  deel  liunner  is  vrij  
 en  betaalt  geene  schatting  aan  den  vorst,  die  den  titel  voert  van  
 Pangeran  Anom.  De  Silal-rivier  is  voor  vrij  groote  sampans  be-  
 vaarbaar;  aan  hare  uitwatering  ligt  de  hoofdnegerie  met  een  dertig-  
 tal  huizen.  Voor  eenige  jaren  was  Silat  zeer  berucht  wegens  zijnen  
 slavenhandel,  waarvan  wij  de  bijzonderheden  elders  zullen  leeren  
 kennen.  Het  is  het  laatste  rijk  aan  de  Kapoeas  waar  Chinezen  tot  
 het  graven  van  goud  zijn  gevestigd;  hooger  op  wordt  dit  metaal  
 slechts  nog  hier  en  daar  door  Maleijers  en  Dajaks,  maar  in  geringe  
 hoeveelheid  ingezameld  2). 
 Aan  denzelfden  oever  als  Silat  ligt  de  negerie  Soeheid  of  Saweit  
 aan  de  uitwatering  van  een  onbeduidend  riviertje  van  denzelfden  
 naam.  Zij  bestaat  uit  slechts  12  huizen  en  aan  den  Vorst,  die  
 den  titel  voert  van  Pangeran  Soema  di  Laga,  gehoorzamen  slechts  
 een  150tal  Maleijers,  terwijl  de  hem  onderworpen  Dajaks  omstreeks  
 650  zullen  bedragen.  Tegenover  Soeheid  ontvangt  de  Kapoeas  de  
 wateren  van  de  Tawang-rivier,  waardoor  zij  gemeenschap  heeft  
 met  de  Danau  Seriang.  Op  dit  meir  en  het  land  längs  de  Tawang  
 maakt  de  Vorst  van  Soeheid  aanspraak;  doch  de  Dajaks  in  dit  ge- 
 *)  Van  Lijnden  N.  T . ,  bl.  5 4 9 ,  von  Kessel,  bl.  1 7 5 ,  176." 
 s)  Van  Lijnden N. T. bl.  5 5 2 ,  5 5 7 ,  5 7 0 ,  5 7 3 ,  5 8 3 ,  6 1 4 ,  6 1 5 ,  626  ,  
 6 2 7 ,  Gronovius,  bl.  3 5 4 ,  von  Kessel,  bl.  1 8 1 ,  182.  De  laatste  stelt  de  
 bevolking  veel  hooger  dan  de  opgave  in  den  tekst  t.  w.  op  1300 Maleisohe,  
 700  cynsbare  Dajaksche  en  1800  vrije Dajaksche huisgezinnen,  te  zamen  om-  
 streeks  19,000  zielen.  Melvill  rekent  sleohts  4487  zielen  op  20  vierk. mylen,  
 Francis, bl.  5 ,  3027  zielen,  als  2690 Dajaks,  250 Maleijers  en  87  Chinezen. 
 bied  zijn  deels  v r ij,  terwijl  een  ander  deel  de  Suprematie  van  
 Sintang,  Silat  of  Salimbouw  erkent  x). 
 Even  als  Soeheid  op  de  Danau  Seriang ,  zoo  maakt  het  nu  vol-  
 gende  Salimbouw  aanspraak  op  de  Danau  Loewar  2).  Men  moet  
 hier  echter  niet  veel  aan  hechten;  want  zoo  het  reeds  moeijelijk  is  
 bij  de  grootere  staten,  lager  aan  de  rivier,  eenige  grenzen  te  bepa-  
 le n ,  hier  wordt  dit  geheel  onmogelijk.  Niet  zelden  noemen  ver-  
 schillende  vorsten  zieh  eigenaars  van  eene  en  dezelfde  streek,  
 de  een  dewijl  er  hem  toebehoorende  Dajaks  gewoond  hebben,  de  
 ander  omdat  er  nu  aan  hem  cijnsbare  Dajaks  gevestigd  -zijn,  of  
 dat  hij  zieh  sterk  genoeg  waant  om  zieh  de  aan  anderen  schat-  
 pligtige  toe  te  eigenen.  Daarbij  komt  dan  n o g ,  dat  te  midden  van  
 het  gebied  der  Maleische  vorsten  onafhankelijke  Dajaks  wonen,  die  
 echter  soms  het  regt  om  zieh  daar  te  vestigen  met zekere opbrengsten  
 moeten  koopen.  Zoo  wonen  de  anders  vrije  Dajaks  Kantouw,  
 die  hunnen  naam  van  de  rivier  Kantouw  op  de  grenzen  van  het  
 distrikt  Banting  ontleenen,  op  een  aantal  van  omstreeks  2600  ge-  
 schat,  in  het  gebied  van  Salimbouw,  werwaarts  zij  omstreeks 1840  
 verhuisd  zijn,  tegen  betaling  van  15  gantangs  rijst  per  huisgezin  
 ’s  jaars.  De  vrije  Dajak  Kajan,  die,  ten  getale  van  omstreeks  325,  
 voor  eenige  jaren  te  Oelah  Lampong  beneden  Soeheid  woonden,  
 zijn  thans  tot  zes  dagen  boven  Boenoet  verhuisd,  zoo  men  zegt,  
 omdat  hunne  rijstvelden  waren  uitgeput  3). 
 Maar  hoe  het  nu  met  de  grenzen  van  Soeheid  en  Salimbouw  
 möge  gesteld  zijn,  zooveel  is  zeker,  dat  een  groot  deel  der  Maleische  
 bevolking  van  deze  staten,  maar  ook  van  Piassa,  Djongkong  
 en  omstreken,  zieh  in  den  oost-moeson  naar  de  meiren begeeft,  en  
 terwijl  zij grootendeels  droog  staan,  uit  de  overgebleven  kommen  en  
 plassen  schier  zonder  eenige  moeite  eene  verbazende  menigte  visch  
 schept.  Deze  heeft  echter,  bij  gebrek  aan  zout,  om  ze  voor  den  
 uitvoer  in  te  leggen,  weinig  waarde;  ook  is  het  daarbij  schier  alleen 
 *)  Yan  Lijnden  N.  T.  bl.  5 4 9 ,  5 5 2 ,  5 7 0 ,  5 7 3 ,  5 8 3 ,  626.  Von  
 Kessel,  bl.  1 8 2 ,  stelt  de  bevolking  op  100  Maleische  en  500  Dajaksche  
 huisgezinnen  ,  te  zamen  3000  zielen;  doch  volgens  hem  zijn  de  Dajaks  allen  
 vrij.  Melvill  stelt  den  omvang  des  rijks  op  12,5  vierk.  mijl.  en  de  
 bevolking  op  21 0 0   zielen. 
 8)  Van  Lyndon  N.  T . ,  bl.  570. 
 8)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  571,  5 8 3 ,  Groll  aant.  op  van  Lijnden  N.  
 T . ,  bl.  570,  von'  Kessel,  bl.  183.  De  laatste  schat  de  Dajak  Kantouw  
 op  400  h  500  huisgezinnen.