
 
        
         
		eilauden-groepen,  die  op  eenigzins  grooteren  afstand  van  Borneo's  
 Westkust  gevonden  worden,  de  Noord-  en  Zuid-Natoena-,  de  
 Anambas-,  de  Tambelan-  en  de  Karimata-eilanden,  zijn  de  laatst-  
 genoemde  de  eenige,  die  ik  hier  niet  onvermeld  mag  voorbijgaan,  
 omdat  zij  historisch  en  politisch  steeds  ten  naauwste  met  het  rijk  
 van  Sukkadana  zijn  verbonden  geweest,  en  nog  heden  geacht  worden  
 een  deel  van  Borneo’s  Wester-Afdeeling  uit  te  maken.  Al  de  
 andere  bovengenoemde  eilanden  zijn  onderhoorigheden  van  den  Sultan  
 van  Lingga,  en  behooren  als  zoodanig  tot  het  regtsgebied  der  
 residentie  Riouw,  terwijl  zij  tot  Borneo  slechts  in  zeer  verwijderde  
 betrekking  staan.  De  Karimata-eilanden  zijn  ook  onder  den  naam  
 van  Rendez-vous-eilanden  bekend  *),  dewijl  zij  den  zeeroovers  tot  
 verzamelplaats  plagten  te  strekken,  alvorens  hunne  magt  in  deze  
 wateren  gefnuikt  was. 
 Eene  naanwkeurige  opneming  en  beschrijving  dezer  schoone  
 eilanden-groep  scbijnt  tot  dusverre  geheel  te  ontbreken,  gelijk  zij  
 ook  in  andere  opzigten  van  bet Nederlandsch  Gouvernement,  onder  
 welks  enmiddellijk  bestuur  zij  door  de  in  1823  met  de  vorsten  
 van  Simpang  en Matan  gesloten  verdragen  2)  gesteld  werden,  geens-  
 zins  de  belangstelling  hebben  ondervonden,  welke  zij  wegens  hunne  
 natuurlijke  voordeelen  en  uitmuntende  ligging  verdienen.  Hoe  uit-  
 nemend  geschikt  deze  eilanden  zouden  zijn  tot  eene  stapelpaats  voor  
 den  handel  op  Borneo’s  Westkust  ter  eene,  op  den  Archipel  van  
 Riouw,  Banka  en  Sumatra’s  Oostkust  ter  andere  zijde,  ontging  
 niet  aan  den  scherpen  blik  van  Sir  Thomas  Stamford  Raffles  ;  
 welke  pogingen  hij  irf  liet  werk  heeft  gesteld  om  ze  daartoe  te  
 verheffen,  zal  ik  gelegenheid  hebben  in  den  loop  van  mijn  ge-  
 schiedverhaal  te  vermelden.  Jammer,  dat  het  Nederlandsch  Gouvernement  
 den  wenk  niet  heeft  opgevolgd,  dien  het  van  zijn  on-  
 verzoenlijken,  maar  scliranderen  vijand  ontving!  Mij  althans  is  het  
 niet  bekend,  dat  immer  door  het  Gouvernement  eenige  ernstige  
 maatregel  is  getroffen  ,  om  aan  de  Karimata-eilanden  regt  te  doen  
 wedervaren.  Misschien  zal  de  thans  aangevangen  ontginning  der  
 mijnen  van  het  naburige  Blitong,  waarvan  zij  slechts  door  de  Kaeilanden  
 overeenkomt,  heeft  hij  ook  de  reeds  beschreven kust-eilanden,  zoo  
 als  Djoanta,  Tjampedak  en  Sampadian,  onder  de  Karimata-eilanden  ge-  
 rekend. 
 ‘)  Francis,  bl.  2 ,  die  hun  aantal  op  64  stelt,  van Kämpen,  I I I ,  bl.  687.  
 Bij  art.  4.  Over  die  verdragen  beneden  nader. 
 rimata-straat  gescheiden  z ijn ,  de  aandacht  bij  vernieuwing  op  
 hunne  belangrijkheid  vestigen  1). 
 De  natuurlijke  voortbrengselen  der  Karimata-eilanden  zijn,  be-  
 halve  veleriei  in  het  wild  groeijende  vruchten,  wortelen  en  kruiden,  
 een  overvloed  van  vogelnestjes,  honig,  was,  karet  van  de  beste  
 hoedanigheid,  schildpad-eijeren,  oesters  en  andere  schelpdieren,  
 visch,  agar-agar  en  tripang.  Van  de  schelpen  en  het  koraal,  dat  
 zieh  op  verscheidene  eilanden  vastzet,  kan  goede  kalk  worden  ge-  
 brand.  Op  vele  dezer  eilanden  is  de  bodem  bij  uitnemendheid  
 vruchtbaar  en  voor  veleriei  cultures  geschikt.  Hunne  schoonheid  
 en  het  verrukkelijk  gezigt,  dat  zij  zelfs  op  een  afstand  opleveren,  
 maken  op  de  verbeelding  der  Maleijers  van  Borneo  een  diepen  
 indruk.  Zij  beschouwen  deze  eilandengroep  als  een  aardsch  pa-  
 radijs  en  zijn  onuitputtelijk  in  baren  lof:  hun  mond  is  vol  van  
 legenden  en  overleveringen  om  ze  te  verheerlijken,  van  welke  wij  
 later  eenige  zullen  leeren  kennen  2).  Hunne  verhalen  onderstellen,  
 dat  hier  op  verschillende  tijden  eene  talrijke  bevolking  gewoond  
 heeft,  en  inderdaad  worden  daarvan  nog  hier  en  daar  de  sporen  
 aangetroflen.  Thans  echter  zijn  deze  eilanden ,  deels  geheel  onbe-  
 woond,  deels  uiterst  schaars  bevolkt.  De  heer  Melvill  van  Garn-  
 bee  rekent  voor  de  geheele  groep  niet  meer  dan  300  inwoners  3). 
 Ik  zal  bij  deze  algemeene  opmerkingen  eenige  nadere  bijzonder-  
 lieden  voegen  omtrent  de  drie  voornaamste  der  Karimata-eilanden,  
 Groot-Karimata,  Soeroetoe  en  Panoembangan  4). 
 Het  eiland  Groot-Karimata  behoort  tot  het  westelijk  deel  der  
 groep.  Het  heeft  een  omvang  van  omtrent  11  uren  en  bestaat  
 grootendeels  uit  een  hoogen  berg,  die  zieh  2400  voet  boven  de 
 1)  Vgl.  de  aanteekening  van  Blume  in  de  Indische  Bij,  bl.  284. 
 s)  G.  Müller,  bl.  2 2 5 ,  360—365. 
 s)  Zie  zijne  statistieke  kaart. 
 4)  Ziehier  de  namen  der  overige  Karimata-eilanden,  zoo  als  zij  zijn  
 opgegeven  in  het  regeringSbesluit  van  28  Febr.  1 8 4 6 ,  bij  Temminck,  p.  
 151;  Togong  Perangin ,  Togong  Krawang,  Semoer,  Oemah ,  Ajer ,  Oe-  
 bang,  de  Pappan-eilanden  vier  in  getal,  de  drie  Maladong-eilanden,  Men-  
 tie g i,  Lajak-besar  en  ketjil  (d.  i.  groot  en  klein  Lajak),  Pandan-besar  en  
 ketjil,  Lesing,  Grisek,  Balangoer,  Genting,  B e si,  de  twee  Boerong-  
 eilanden,  de  Auwer-eilanden  twee  in  getal,  Aro-laut  en  Aro-darat,  Bilian,  
 Boesong,  Goenong,  Genteng,  Sorong-gadirig,  de  twee  Boeloe-eilanden,  
 Boelat-Kebajang,  Kerra,  Lintang,  Bakouw-besar  en  ketjil,  Karimata-toe-  
 wah,  Boewan ,  Nibong,  Sokot-oeloe,  de  vier  Melapis-eilanden,  Boeleh ,  
 Genting,  Sirih,  Troeson-hadji  en  de  vier  Leman-eilanden.