
 
        
         
		neu  dood  bekend  onder  den  naam  van Toemamenanga-ri-Gaoekanna,  
 waren  Koetei  en  Passir  op  de  Oostkust,  omstreeks  1620,  door  de  
 Makassaren  overwonnen,  doch  de  Vorsten  van  Goa  hadden  de  ge*  
 meenschap  met  die  plaatsen  alleen  voor zieh  en  hunne  familie  aan-  
 gehouden,  zonder  aan  iemand  anders,  ’t  zij  onderdaan  of  bondge-  
 noot,  de  vaart daarop  te  vergunnen.  Nadat  echter  de  magt  van  Goa  
 in  1667  door Speelman  en  zijnen  bondgenoot  Radja  Pelaka  gefnuikt,  
 en  het  rijk  van  Boni  of  der  Boeginezen,  onder  dezen  bekwamen  en  
 dapperen  Vorst,  aan  het  hoofd  der  met  de  Compagnie  verbonden  
 Staten  van  Celebes  gcplaatst  was,  bragt  prins  Aroe  Teko  in  1686  
 de Vorsten  van  Passir  en  Koetei  tot  den  Koning  van  Boni,  en  werden  
 zij  mede  tot  het  bondgenootschap  toegelaten,  waarvan  door  het  
 Nederlandsch  opperhoofd  Willem  Hartsink  een  schriftelijk  bewijs  
 aan  den  Vorst  van  Passir  verleend  werd  1).  Van  dien  tijd  af  
 dagteekent  de  toenemende  vestiging  der  Boeginezen  op  Borneo’s  
 Oostkust,  ofschoon  tevens  de  Sultans  van  Banjer-massin  aanspraak  
 bleven  maken  op  het  oppergezag  over  landen,  die  hun  reeds  sedert  
 den  aanvang  der  XVIi®  eeuw  hadden  toebehoord  2).  Deze  Boegine-  
 sche  kolonien,  waarvan  thans  de  voornaamste  te  Samarindah  aan  
 de  riviervan  Koetei  gevestigd  is  3) ,  zijn  vooral  als  handels-etablis  
 sementen  aan  te  merken.  Men  weet  dat  dit  nijver  en  moedig  volk,  
 door  hetwelk  de  inlandsche  handel,  vooral  in  de  Oostelijke  deelen  
 van  den  Archipel,  grootendeels  gedreven  wordt,  overal  in  deze  wa-  
 teren,  van  Nieuw-Guinea  tot  Singapoera  en  het  hoofd  van  Atjin,  
 liijne  handels-vestigingen  heeft,  die  het  op  zekere  tijden  des  jaars  
 bezoekt;  en  dat  z ij,  hoezeer  ook  verspreid,  steeds  onderling  naauw  
 verbonden  zijn  en  elkander  tegen  hunne  gemeenschappelijke  vijan-  
 d e n ,  de  zeeroovers,  steeds  krachtdadige  hulp  verleenen.  Ik  moet  
 hier  intusschen  opmerken,  dat  de  naam  van  Boeginezen  eenigzins  
 onbepaald  van  beteekenis  is,  en  niet  uitsluitend  aan  de  inwoners  van  
 het Bonische rijk, maar ook aan die van  de meeste  vandaar noordwaarts 
 *)  Blok,  Beknopte  geschiedenes  van  het  Makassaarsche  Celebes,  in  T.  
 v.  N.  1-,  J. X ,   bl.  1 1 ,  6 8 ,  Valentijn,  I I I ,  I I ,  c.,  bl.  1 3 9 ,2 4 8 ,  Schwaner  
 T.  B.  G .,  bl.  339. 
 s)  Van  Capellen  Mon.,  bl.  1 6 5 ,  Inleid.,  bl.  XLII—XLIV. 
 s)  Inleiding,  bl.  LXVI.  Dalton, p.  67,  zegt  van  die plaats:  „ Here  all  
 the  principal  Bugis  dwell  and  all  the  prows  which  sail  from  Coti  are  kept  
 at  this  place,  none  going  farther  np  the  river;  the whole  of  the  trade from  
 every  part  of  the  country upon  a large  scale  is  here  transacted,  all  cargoes  
 arriving  are  immediately  purchased  by  the  Bugis,  and  sent  up  the  river  in  
 small  boats  to  agents,  whom  they  have  in  every  part  of  the  country.” 
 gelegen  staten,  of  in  het  algemeen  aan  allen  die  de  Boeginesche  
 taal,  als  onderscheiden  van  de Makassaarsche,  met  elkander  gemeen  
 hebben ,  gegevän  wordt  *).  Zoo  zijn  de  Boeginezen,  die  zieh  thans  
 op  de  Oostkust  onthouden,  grootendeels  afkomstig  uit  het  rijk  
 van  Wadjo  of  Towadjo  ten  Noorden  van  Boni  2) ,  naardien  de  rijk-  
 jes  van  Koetei  en  Passir  in  1726  en  vervolgens,  door  den  uitgewe-  
 ken  prins  van  Wadjo  en  befaamden  zeeroover  Aroe  Seenkang  ver-  
 overd  werden,  en  hem  ook  sedert cijnsbaar  bleven,  nadat  hij  onder  
 den  titel  van  Aroe  Paneke  de  regering  over  Wadjo  aanvaard  had  3). 
 Omstreeks  den  tijd  dat  Sultan  Zeinoe’d-din  te  Kota-ringin vertoefde  
 en  de  hulp  van Banjer-massin  inriep,  bevonden  zieh  in  laatstgenoemd  
 gewest  talrijke  scharen  van  Boeginezen,  die  de  Engelschen,  althans  
 gedeeltelijk,  derwaarts  gelokt  en  ten  behoeve  hunner  faktorij  in  
 dienst  genomen  hadden  4).  Het  wemelde  toen  op  Borneo’s  Oost-  
 en  Zuid-kust  Van  Boeginesche  fortuinzoekers,  gereed  om  hunne  
 diensten  te  leenen  aan  ieder,  die  hun  goede  soldij  en  hoop  op  
 roem  en  buit  verzekerde,  of  om,  bij  gebrek  aan  beter,  zieh  de  
 middelen  tot  levensonderhoud  door  den  zeeroof  te  verschaffen.  Wij  
 kunnen  hieruit  gemakkelijk  verklären,  hoe  de  gevlugte  Sultan  van  
 Sukkadana  met  eenige  Boeginesche  hoofden  in  betrekking  is  geko-  
 m e n ,  en  hen  met  hunne  volgelingen  heeft  in  dienst  genomen. 
 Nadat  de  Sultan  er  in  geslaagd  was  eene  genoegzarne  magt  op  
 de  been  te  brengen,  deed  hij  den  Panembahan,  door  de  Bantam-  
 mers  op  den  troon  gesteld,  den  oorlog  aan.  In  het  begin  was  het  
 geluk  hem  günstig;  hij  voer  de  rivier  op  en  bedreigde  Matan.'  
 Doch  weldra  keerde  de  kans:  Zeinoe’d-din  zag  zij ne  scharen  ver-  
 slagen  en  op  de  vlugt  gejaagd;  en  zieh  den  terugtogt  afgesneden  
 ziende,  nam  hij  met  eenige  getrouwen  de  wijk  in  eene  missighit,  
 welke  dadelijk  door  den  Panembahan  met  eene  wacht  en  sterken  
 pagger  omgeven  werd,  zoodat  den  daarin  opgeslotenen  niets  over-  
 bleef,  dan  zieh  over  te  geven  of  van  honger  om  te  komen.  Doch  
 toen  de  nood  tot  het  hoogst  was  gestegen ,  brak  onverwachts  het  
 tijdstip  der  redding  aan.  De  Boeginesche  prins  Oepoe  Daeng  Me-  
 nambon  5) ,  die  zieh  met  vier  zijner  broeders  in  dienst  des  Sul- 
 *) Vgl.  van  de  Velde  ,  bl.  56. 
 2)  Weddik  K . ,  bl.  86. 
 s)  Blok,  t.  a.  p . ,  bl.  69. 
 |   Valentijn  I I I ,  2 ,   c ,  bl.  1 8 7 , 1 8 9 ,  2 0 7 ,  Inleiding,  bl.  XLVII. 
 )  Hartman  HS.  I ,  bl. 1 ,  meent  dat  Oepoe  de  naam was van  den  vader  
 van  Daeng  Menambon  en  zijne  broeders,  en  Röttger,  Berigten  omtrent 
 I-  22