
 
        
         
		N.  B.  en  109°  4 0'  25"  0.  L.  gelegen  l) ,  vormt  het  vrij  hooge,  
 uit  zuiver  zand  bestaande,  en  op  vele  plaatsen  met  zwaar  geboomte  
 ,  vooral  roe-boomen  bezette  stran d ,  eene  ruime  bogt,  in  welke  
 zieh  vier  uren  boven  Tandjong  Api  het  riviertje  Manis  ontlast.  
 De  zee  is  hier  buitengemeen  rijk  in  visch,  kwallen  en  andere  
 zeedieren.  Gevogelte,  met  uitzondering  van  visch-reigers,  ziet  men  
 er  weinig.  De  bogt  is  om  het  zuivere  drinkwater  en  den  goeden  
 ankergrond  een  geliefkoosde  schuilplaats  der  zeeroovers.  De  bergen  
 Palo,  Koemei  en  Datoe  leveren  van  hier  een  treffend  vergezigt  op. 
 Tandjong  Datoe  is  een  noordwaarts  uitgestrekt,  hoog,  langwerpig  
 voorgebergte,  van  gebogen  gedaante,  met  een  naar  het  Zuid-oosten  
 gekeerden  inbam,  waar  eene  kleine  rivier  goed  drinkwater  oplevert.  
 Het  bestaat  uit  twee  hoogten,  van  welke  de  grootste,  die  eene  
 bogt  beschrijft  en  voor  zeevarenden  die  zuidwaarts  koers  houden  
 zeer  kennelijk  is ,  tot  350  a3 8 0   voeten  stijgt;  de  kleinere,  aan  de  
 uiterste  punt  van  het  voorgebergte,  levert  een  fraai  gezigt  op.  Deze  
 hoogten  bestaan  uit  rood  en  geelachtig  graniet  met  eenig  leisteen;  
 zij  zijn  met  welig  houtgewas  bedekt,  en  staan  geheel  afgezonderd.  
 De  breede  strook  laag  land,  die  ze  van  de  Koemei  en  verder  land-  
 waarts  in  gelegen  bergen  scheidt,  maakt  het  waarschijnlijk,  dat  
 ook  Tandjong  Datoe  eertijds  een  eiland  is  geweest,  sleehts  door  
 aanslibbing  met  den  vasten  wal  verbonden.  Digt  vöör  den  uithoek  
 liggen  eenige  rotsen,  deels  met  den  waterspiegel  gelijk,  deels  onder  
 water;  er  gaat  een  buitengewoon  sterke  stroom  en  het  vaarwater  is  
 hier  zoo  ongelijk  van  diepte,  dat  men  op  sommige  punten  digt  onder  
 den  wal  20  en  24  vademen,  en  op  een  uur  en  meer  afstands  
 niet  meer  dan  8  ä  9  vademen  peilt  2). 
 Oostwaarts  van  dit  voorgebergte  strekt  zieh  de  sehoone  bogt  van  
 Datoe  uit,  waarin  zieh  de  rivieren  van  Serawak  en  Sadoeng  ont-  
 lasten.  Haar  te  beschrijven  behoort  niet  tot  mijne  tegenwoordige  
 taak,  die  zieh  tot  eene  schets  der  Wester-afdeeling  van  Borneo  
 bepaalt. 
 *)  Belcher  I I ,   p.  572  ,  eenigzins  verschillcnd  van  I ,   p.  19. 
 *)  Blume,  bl.  139— 1 4 1 ,  Belcher  I ,   p.  1 9 ,  20. 
 ZESDE  HOOFDSTUK. 
 Natuurlijkc  en  politieke  verdeeling  van  de  landen  ten  Zuiden  van  het  
 gebied  der  Kapoeas.  —  De  baai  van  Simpang.  —  Het  voorgebergte  Boekit-  
 Laut. — Het  Palongan-gebergte. — De  rivier  van Simpang. — De  Semandang. —  
 Dajakschekampongsaan de  Semandang en  Kwalang.  —  De  nogerie  Simpang.  —  
 De  Sidjouw-  en  Matan-rivier.  —  Bevolking,  voortbrengselen  en  handel  van  
 Simpang.  —  Kust  van  Sakkadana. — Tinerts  op  de  Westknst.  —  De  bogt  en  
 rivier  van  Sakkadana.  —  De  negerie  Sukkadana  of Nieuw-Brussel.  —  Eiland-  
 jes  längs  de  kust.  —  De  Sidoeh-rivier.  —  De  Karimata-archipel.  —  Groot-  
 Karimata.  —  Soeroetoe.  —  Panoembangan. 
 — ©*>»*♦-— 
 Wij  begeven  ons  thans  naar  het  zuidelijk  deel  van  Borneo’s  
 Wester-afdeeling,  ten Noord-westen  bepaald  door  de Delta  der  Kapoeas, 
   ten  Noorden  door  de  zuidelijke  waterscheiding  van  het Kapoeas-  
 gebied,  ten  Noord-oosten  door  de  westelijke  waterscheiding  van  de  
 Pinoe-rivier,  en  ten  Oosten  door  de  westelijke  waterscheiding  van  
 de  rivier  van  Kota-waringin.  Het  wordt  dus  ten  N.  en  0.  ingeslo-  
 ten  door  de  landschappen  Koeboe,  Meliouw,  Sekadouw,  Sepeuw,  
 Pinoe  en  Kota-waringin,  en  ten  Z.  en  W.  door  de  zee,  De  voor-  
 name  rivier  van  dit  gedeelte  van  Borneo  is  de  Pawan,  een  aan-  
 zienlijke  stroom,  die  door  vele  takken,  uit  de  gebergten  ten  N.  
 en  0.  ontspringende,  gevoed  wordt;  zij  Staat  echter  tot  twee  andere,  
 vrij  belangrijke  stroomen,  de  rivier  van  Simpang  ten  Noorden  en  
 de  rivier  van  Kandawangan  ten  Zuiden,  in  nagenoeg  dezelfde  ver-  
 houding,  waarin  de  Kapoeas  tot  de  Pawan  en  de  rivier  van  Sam--  
 bas  staat.  Wij  kunnen  dus  dit  gansche  gebied  nader  in  dat  der  
 Simpang-,  Pawan-  en  Kandawangan-rivieren  splitsen,  en  zullen  dan  
 bovendieu  nog  van  onderscheidene  kleinere  stroomen  moeten  gewag  
 maken,  die  zieh  deels  aan  de  Westkust  ontlasten  ,  deels  van  het  
 hoogland  van  Kandawangan  naar  de  Zuidkust  afvloeijen. 
 Uit  een  politiek  oogpunt  kan  dit  gebied  evenzeer  in  drie  landschappen, 
   Simpang,  Matan  (zoo  heet  het  gebied  der  Pawan-rivier)