
 
        
         
		Calcutta  en  in  1806  het  schip  Commerce  veroverden,  beide  malen  
 alle  Europeanen  vermoordende  *).  In  1803  poogde  de  majoor  Far-  
 quhar  de  vestiging  te  Balambangan  te  vernieuwen met  een  deel  van  
 het  garnizoen,  ’t welk  Amboina  wegens  den  vrede  van  Amiens  ont-  
 ruimd  had ;  doch  reeds  het  volgende jaar  werd  Balambangan,  wegens  
 zijne  ongezondheid  en  de  geringe  voordeelen,  die  de  handel,  bij  
 groote  kosten,  aan  de  Compagnie  opleverde,  andermaal  verlaten  2).  
 Omstreeks  denzelfden  tijd  schijnt  ook  de  handel  der  Engelschen  op  
 Broenei  geheel  te  hebben  opgehouden,  zoodat,  toen  weinige  jaren  
 later  Banjer-massin  door  de  Hollanders  ontruimd  werd,  de  invloed  
 der  Europesche  beschaving  geheel  van  Borneo  was  geweken. 
 Bij  de  nieuwe  vestiging  der  Engelschen  op  Borneo’s  Noordkust  
 voor  weinige  jaren,  de  geestdrift,  waarmede  zij  werd  begroet, ende  
 voordeelen,  die  zij  reeds  aan  den  handel  oplevert  en  voor  het  ver-  
 volg  belooft,  mag  het  niet onopgemerkt  blijven,  dat  onder  het  vroe-  
 ger  stelsel  van  monopoliën  de  Britten  z ieh ,  juist  gelijk  wij  ,  op  
 geen  enkel  punt  van  Borneo,  hoe  vaak  ook  eene  vestiging  beproefd  
 werd,  met  voordeel  konden  handhaven.  Belangrijk  zou  het  zÿn bij de  
 redenen  van  het  verschil  tusschen  nu  en  toen  te verwijlen ; doch het  
 ligt  buiten  de  grenzen,  die  ik  mij  voor  deze schets heb voorgeschre-  
 ven.  Wij  hebben  thans  wat  wij  de oude  geschiedenis van het handeis-  
 verkeer  der  Europeanen  op  Borneo  zouden  mögen  noemen,  kortelijk  
 doorgeloopen ;  doch  het  tijdslip  barer  sluitingis  door  sleehts weinige  
 jaren  van  dat  der  opening  van  het  nieuwer  verkeer  gescheiden. 
 Dit  nieuwe  tijdvak  neemt  een  aanvang  met  de  zending  van  een  
 gezantschap  van  Banjer-massin  aan  het  Britsch  tusschen-bestuur  op  
 Java  in  1 8 1 1 ,  die  in  het  jaar  daaraan  de  zending  van  den  heer  
 Alexander  Hare  als  Commissaris  en  Resident  ten  gevolge  had.  De  
 lotgevallen  van  dezen  avontuurlijken  man  vormen  eene  zonderlinge 
 *)  Hunt  B .,  p.  X LV III,  Logan,  p.  512. 
 *)  Hunt  S.  A .,  p.  3 5 ,  Earl  in  Journal  of  the  Ind.  Archip.,  V.  IV,  
 p.  536,  Logan,  p.  512.  Ofsehoon  uitmuntend  voor  den  handel  gelegen,  
 heeft  Balambangan  vele  nadeelen.  Zie  Raffles,  t.  a.  p .,  p.  268—2 7 0 ,  Belcher, 
   J I,  p.  118—1 2 2 ,  Keppell  D .,  I I ,  p.  154—156. 
 episode  in  de  geschiedenis  van  den  Indischen  Archipel.  Niet  slechts  
 sloot  hij  een  contract  met  den  Sultan  van Banjer-massin  op  den  voet  
 van  dat  van  1 787,  doch  nadeeliger voor dien vorst,  maar hij  wist ook  
 persoonlijk  van  hem,  bij  wijze  van  tijdelijke  gift,  een  uitgestrekt  
 landschap,  in  naam  als  jagt-  en  vischterrein,  te  verwerven,  waarop  
 besloot  eene  volkplanting  aan  te  leggen.  Door  de  medewer-  
 king  van  Sir  Thomas  Stamford  Raffles,  met  wien  hij  zeer  bevriend  
 was,  zag  Hare  zieh  in  Staat  zijne  kolonie  met  Javaansche  landloo-  
 pers  te  bevolken,  die zonder  veel  omslag  schijnen te zijn opgeligt,—  
 een  maatregel,  die  het  toenmalig  Britsch  bestuur  op  Java gestrenge  
 en  niet  onverdiende  berisping  heeft  op  den  hals  gehaald.  Op  een  
 te  voren  onbevolkt  terrein  zag  men  nu  eensklaps  dorpen  verrijzen,  
 koffij-  en  pepertuinen  aanleggen,  en  zelfs  eene  scheepstimmerwerf  
 oprigten,  waarop  weldra  een  voortreffelijk  koopvaardÿschip  gebouwd  
 werd.  Doch  de  zonderling  dacht  meer  aan  zijne  eigene  belangen  dan  
 aan  die  van  zijn  Gouvernement1).  De  zending  van  den  heer  J.  van  
 Boekholtz  als  Commissaris van  het  Nederlandsch  Gouvernement  naar  
 Banjer-massin,  die  in  1 816,  spoedig  na  de  teruggave  onzer  bezit-  
 tingen,  plaats  had,  maakte  een  einde  aanhetgezag  van  dezen  kleinen  
 despoot  2) ,  ofsehoon  hij  tegen  de  inbezitneming  door  het  
 bestuur  der  hem  persoonlijk  afgestane  gronden  protest  liet  aantee-  
 kenen  3).  Later  heeft  Hare  beproefd  eene  dergelijke  rol  als  te  Banjer-  
 massin  op  de  Kokos-  of  Keeling-eilanden  ten  Z.  W.  van  Java  te  
 speien  4).  Wij  zullen  hem  derwaarts  niet  volgen.  Alleen  wil  ik  
 hier  nog  opmerken,  dat  het  Britsch  tusschen-bestuur  ook  eene  expedite  
 naar  Sambas  op  de  Westkust  zond,  om  eene  gepleegde  zee-  
 rooverij  te  straffen,  en  een  tijd  lang  een  kleinen  post  te  Pontianak  
 had, —  feiten  die  ik  later  uitvoeriger  zal  bespreken.  Eene  blij vende  
 Europesche  vestiging  aldaar  kwam  echter  niet  tot  stand,  alvorens 
 ’)  Tobias B., bl. 27,  28 ,  Halewijn  B., bl. 4 0 5 ,  Sal. Muller,  bl. 3 3 3 , Mijer  
 1 8 1 9 ,  bl.  518,  Temminck,  p.  179,  180,  (vgl.  T.  I,  p.  104),  Dalton,  p.  21.  
 s)  Mijer  1816,  bl.  303. 
 8)  Mjjer  1819,  bl.  518. 
 *)  A.  van  der  J a g t,  Besckrijving  der  Kokos-  of  Keeling-eilanden,  Ba-  
 tav.  Gen.,  X I I I ,  bl.  2 9 5 ,  Belcher,  I I ,  p.  1 9 3 ,  194.