
 
        
         
		pachter  eene  winst  zou  kunnen  gerieten  van  /182,000.  Deze  som  
 moet  echter  verminderd  worden  met  een  geschenk  van  3  tail  goud  
 per  kist,  of ongeveer/'24,000>  aan den Majoor  der  Ghinezen  te  Sambas  
 ,  met  het  geschenk  eener  kist  aan  de  kongsie  van  Montrado  
 en  eener  andere  aan  de  overige  kongsies,  met  het  minder  bedrag  
 zijner  ontvangsten  veroorzaakt  door  de  verpligte  levering  aan  den  
 Sultan,  den  Pangeran  Praboe,  den  Majoor  en  de  Kapiteins  der  Chi-  
 nezen  te  Sambas,  van  niet  minder  dan  21  kisten  tegen  slechts  
 f  1 3 0 0 ,  als  vergelding  deels  van  borgstelling  voor  de  pach t,  deels  
 van  het  tegengaan  van  verboden  invoer,  met  omtrent  / ‘3000  voor  
 kosten  van  verder  vervoer,  en  met  omstreeks  5  perCt.  of  een  bedrag  
 van  /1 9 ,2 0 0   voor  wanbetaling.  Na  aftrek  dezer  verschillende  
 posten  kan  men  rekenen,  dat  omtrent  / ‘62.000  als  jaarlijksche  
 winst  voor  den  pachter  overblíjft.  De  heer  van  Kervel  zegt  echter  
 in  zijn  verslag  van  1 8 4 8 ,  dat  de  toenmalige  pachter,  de  Pangeran  
 Ratoe  van  Sambas,  van  oordeel  was,  dat  zoo  de  Chinezen  
 onder  een  geregeld  Europeesch  bestuur  konden  gebragt  en  een  be-  
 hoorlijk  toezigt  in  de  binnenlanden  kon  verzekerd  worden,  de  on-  
 kosten en bezwaren  met  het  debiet  van  opium  verbonden  zoozeer zou-  
 den  verminderen,  dat  de  pachtschat,  waarvoor  met  moeite  /  36,000  
 bedongen  wa s,  ongetwijfeld  tot  f   100,000  zou  kunnen  gebragt  
 worden  *).  Neemt  men  nu  hierbij  de  winsten  op  den  verkoop  van  
 opium  in  het  klein  en  de  aanzienlijke  heffingen  der  kongsies  op  
 het  vervoer  en  debiet  van  dit  artikel  2)  in  aanmerking,  dan  kan  
 men  eenigzins  nagaan,  welke  aanzienlijke  sommen  door  de  Chinezen, 
   —  wel  niet  de  uitsluitende,  maar  toch  de  voorname  verbrui-  
 kers,  -—  voor  dit  verderfelijk  heulsap  worden  besteed. 
 Tot  bestrijding  van  deze  en  andere  uitgaven  en  van  de  sommen  
 die  bij  jaarlijks  aan  zijne  bloedverwanten  in  China  overmaakt,  en  
 die  Ralbes  op  een  tail  gouds  of  omstreeks  f   60  á  f   64  per  
 hoofd  begroot  3),  geniet  de  Chinesche  mijnarbeider  uit  de  kas  der  
 kongsie  maandelijks  eene  som  van  f  1 6 ;  de  nieuweling  echter jao et  
 zieh,  als  nog  minder  in  den  arbeid  ervaren,  gedurende  het  eerste  
 jaar  met  de  helft  dezer  som  vergenoegen  4).  De  heer  Francis  be-  
 rekent  dat  de  onkosten  eener  groote  mijn,  die,  buiten  de  leden 
 ‘)  Van  Kervel,  bl.  1 9 4 ,  195.  
 s)  Zie  boven,  bl.  322. 
 8)  Kaffles  ,  H(st.  of  J a v a ,  I ,   p.  264. 
 *)  Francis,  bl.  25;  vgl.  bl.  21. 
 der  kongsie,  123  mijnwerkers  telt,  in  het  jaar  eene  som  van  
 f   42,884  bedragen.  Hij  verkrijgt  deze  som  op  de  volgende  w ijs:  
 Voor  2  schrijvers  f   16  ’s  maands  ieder  of  in  het 
 jaar  te  z am e n .................................................................... ..  -  f   ^84. 
 Voor  2  opzieners  f   32 ’s maands  ieder  of  in  het 
 jaar  te  z am e n ............................................., , . . . . »   768. 
 Voor  125  mijnwerkers  f   16  ’s  maands  ieder  of  in 
 het  jaar  te  zamen.......................................................................... ’  22,800. 
 Mondkost  voor  129  man  k  f   9  ’s  maands  per  hoofd.  »  13,932. 
 Voor  woningen  en gereedschappen.  . . . . . .   »  5,000. 
 Totaal  .  ;  .  f   42,884. 
 Hier  tegenover  stelt  h ij,  dat  de  jaarlijksche  opbrengst  eener  
 groote  mijn  van  600  tot  900  tails  goud  bedraagt,  die,  tegen  f  64  
 berekend,  eene  waarde  hebben  van  f   38,400  tot  f   57,600. 
 Dadelijk  na  de  inzameling  van  het  goud,  en  derhalve  elke  vier  
 maanden,  wordt  er  rekening  en  verantwoording  gehouden  van  elke  
 mijn,  en  na  betaling  van  alle  uitgaven  wordt  het  overschot  in  de  
 algemeene  kas  der  groote  kongsie  overgebragt  1). 
 Tot  vergelijking  voeg  ik  hierbij  de  op  verschillende  punten  aan-  
 merkelijk  afwijkende  berekening  van  den  heer  van  de  Graaff.  Hij  
 stelt  de  opbrengst  van  elke  mijn  in  de  vier  maanden  slechts  op  
 70  ta il,  waar  tegenover  staat  dat  hij  voor  elke  mijn  slechts  60  
 arbeiders  rekent,  en  aan  elke  tail  eene  waarde  van  f   100  toekent.  
 De  vijf  mijnen  van  Montrado  Ieveren  dus  te  zamen  350  tail  in  de  
 vier maanden,  oflOöO  tail  in  het jaar  op,  ter  waarde  van  /1 0 5 .0 0 0 .  
 Daarentegen  stelt  h ij,  dat  ieder werkman  bij  elke  afrekening f  60 of  
 ’s jaars  f   180  ontvangt,  en  dat  de  voeding  op  f   96  ’sjaars  per  
 man  moet  gesteld  worden,  terwijl  bovendien  de  kosten  der  ontgin-  
 ning,  de  inkoop  van  materialen,  de  traktementerr  van  koks,  schrijvers  
 en  opzieners,  het  vieren  der  feesten  enz .,  voor  elke  mijn  in  
 de  vier  maanden  / ‘1400,  of  f  4200  in  het  jaar,  bedragen.  De  uit-  
 komst  zou  dus  zijn: 
 fietaling  aan  300  werklieden  ä  f   180  per  hoofd  f   54,000 
 Mondkost  voor  300  man  k  f  96  per  hoofd  .  .  »  28,800 
 Onkosten  van  vijf  mijnen  ä  f   4200  per  mijn  .  »  21,000 
 Totaal  .  .  •  103,800  3> 
 Men  ziet  dus  dat  volgens  deze  rekening  het  totaal  der  uitgaven 
 *)  Francis,  bl.  24. 
 a)  Van  de  Graaff  G.,  bl.  3 9 6 ,  397.