
 
        
         
		aanvankelijk  hunne  ontevredenheid  over  de  kornst  dezer  vreemde  
 indringers  in  het  snellen  van  menigen  kop  lucht  gaven  1).  Wij  
 moeten  inlusschen  hierbij  niet  uit  het  oog  verliezen,  dat  zij  in  de  
 geheime  genootschappen  van  hun  vaderland,  waarin  zonder  twijfel  
 een  aanzienlijk  deel  der  naar  Borneo  körnende  Chinezen  was  inge-  
 wijd,  een  voorbeeld  vonden,  hetwelk  in  de  omstandigheden,  waarin  
 zij  zieh  geplaatst  zagen,  tot  navolging  moest  opwekken,  met  dat  
 verschil  dat  zij  op  Borneo  hunne  onderlinge  verbindtenis  niet  behoef-  
 den  te  verbergen,  maar  er  openlijk  voor  konden  uilkomen.  Men  weet  
 dat  de  dynastie ,  die  thans  nog  het Chinesche  rijk  beheerscht  (indien  
 zij  niet  welligt,  terwijl  ik  dit  schrijf,  reeds  door  het  geweld  der  om-  
 wenteling  is  ten  val  gebragt),  niet  van  echt-Chineschen,  maar  van  
 Tartaarschen  oorsprong is.  Tegen opstandelingen,  die  de  Ming-dynas-  
 tie  van  den  troon  badden  gestooten,  te  hulp  geroepen,  trokken  de  
 borden  der Mandsjoes,  na  behaalde  overwinning,  in  1644 Peking  binnen. 
   Hun  jonge Vorst,  een  knaap  van  zeven  jaren,  dien  de  Soldaten  
 bij  den  intogt  op  hunne  schouders  droegen,  werd  door het  juichende  
 volk  als  Keizer  begroet.  In  de  zuidelijke  provinciën  des  rijks  ont-  
 moette  echter  de  Mandsjoe-dynastie  in  den  aanvang  een  openlijken  
 en  langdurigen  tegenstand,  die  wel  deels  door  geweld,  deels  door  
 beleid  en  list  werd  b.edwongen,  maar  in  de  meer  afgelegen  streken  
 bleef voortsmeulen.  Eene  soort van  révolutionnaire  propaganda,  door  
 middel  van  geheime  broederschappen,  was  sedert  in  deze  provinciën  
 te  allen  tijde  ijverig  werkzaam,  en  poogde  meermalen  van  de  
 eilende  en  ontevredenheid  des  volks  gebruik  te  maken,  om  het  in  
 massa  tegen  de  vreemde  overheerschers  op  te  zetten  en  de  herstel-  
 ling  der  vroegere  dynastie  te  beproeven.  Onder  de  regering  van  
 Rang-hi  kwam  in  1674  eene  geheime  vereeniging  onder  den  naam  
 van  H em e l -A a r d e -V e r b o n d   (Tiën-ti-hoeï)  tot  stand,  die  reeds  
 het  volgende  jaar  een  vreesselijken  opstand  tegen  het  gezag  der  
 Mandsjoes  verwekte,  welke  echter  met  den  dood  des  aanvoerders  
 en  van  zijn  gansche  geslacht  eindigde.  Tijdens  de  regering  van  
 Kiën-long  (1736—1795)  werd  een  oproer  verwekt  door  de  leden  van  
 twee  zeer  uitgebreide  genootschappen,  dat  der  Dr i eh  e i d  (San-ho-  
 hoeï)  en  der  W i t t e   W a t e r l e l i e   (Pe-liën-kiao),  van  welke  het  
 eerste  slechts  eene  voortzetting  was  van  het  Hemel-Aarde-Verbond  
 onder  gewijzigden  naam,  doch  door  de  krachtige  hand  des  Keizers 
 in  stroomen  bloeds  gesmoord,  terwijl  tegen  alle  geheime  vereeni-  
 gingen  eene  vreesselijke  inquisitie  werd  ingesteld,  die  met  de  schuldigen  
 -ook  menigen  onschuldige  in  het  verderf  stortte.  Toch  werd  
 het  genootschap  der  Witte  Waterlelie  zoo  weinig  gefnuikt,  dat  het  
 voortging  den  opstand  voor  te  bereiden,  die  in  1796  bij  de  troons-  
 beklimming  van  Kia-king  uitbrak.  Deze  beweging,  onder  de  leus  
 »verlossing  van  het juk  der  Tartaren”  aangevangen,  ontaardde  echter  
 spoedig  in  rooverijen,  die  het  gansche  land  te  vuur  en  te  zwaard  
 verwoestten,  en  eindelijk  het  beter  deel  der  bevolking  noopten,  om  
 met  de  keizerlijke  troepen  de  handen  tot  beteugeling  der  roovers  
 ineen  te  slaan,  waardoor  in  1803  de  rust  werd  hersteld.  In  1813,  
 toen  hongersnood  een  opstand  in  de  noordelijke  gewesten  veroor-  
 zaakte,  hervatt’en  de  geheime  genootschappen  hunne  rol,  en  nevens  
 dat  der  Witte  Waterlelie,  stelde  zieh  nu  het  Hemel-Aarde-Verbond  
 op  nieuw  onder  dezen  ouden  naam  op  den  voorgrond.  Na  vijf pro-  
 vincien  een  tijd  lang  tot  een  tooneel  van  verwoesting  te  hebben  ge-  
 maakt,  overrompelden de eedgenooten het  paleis  te  Peking;  de  Keizer  
 ontsnapte  echter  aan  hunnen  aanslag  en  nam  krachtige maatregelen  
 om  de  woelingen  der  geheime  genootschappen  te  onderdrukken,  
 zoodat  drie  jaren  na  den  vermelden  aanslag,  en  terwijl  reeds  on-  
 telbare  slagtoffers  gevallen  waren,  nog  meer  dan  10,000  ter  dood  
 veroordeelden  de  kerkers  vulden.  Nogtans  werd  de  geest  van  ver-  
 zet  in  de  zuidelijke  provincien  .door  de  genootschappen  levendig  
 gehouden,  en  openbaarde  zieh  in  herhaalde  oproerige  bewegingen,  
 tot  dat  eindelijk  in  1 8 3 0 ,  onmiddellijk  na  den  dood  van  Keizer  
 Tao-koeang,  onder  de  leiding  van  het  Hemel-Aarde-Verbond,  die  
 vreesselijke  opstand  uitbrak,  die,  aangevoerd  door  een  pretendent,  
 zoo  men  beweert  uit  de  Ming-dynastie  gesproten,  thans  de  regering  
 der  Mandsjoes  op  den  rand  des  verderfs  heeft  gebragt  en  de  blik-  
 ken  van  het  Westen  aan  de  ontwikkeling  der  gebeurtenissen  in  het  
 Chinesche  rijk  gekluisterd  houdt.  Ofschoon  nu  de  geheime  genootschappen  
 oorspronkelijk  eene  politieke  en  geene  maatschappelijke  
 omwenteling  beoogen,  en van  hunne overeenkomst met de  communis-  
 tische  propaganda  van  het  Westen  door  sommige  schrijvers  te  hoog  
 schijnt  opgegeven,  is  het  echter  niet  te  ontkennen,  dat  zij  door  
 de  oneenigheid  en  besluiteloosheid  der  aanvoerders  en  door  de  ban-  
 deloosheid  des  gepeupels  bij  alle  vroegere  pogingen  hun  eigenlijk  
 doel  hebben  gemist,  maar  zieh  daarentegen  uit  de  leden  vele  geheime  
 roover-  en  dievenbenden  hebben  gevormd,  d ie ,  magtig  door