
 
        
         
		den  omgang Wonnen  aller  harten,  en  het  lijdt  geen  twijfel,  dat  zijne  
 onderdanen  hem  in  het  algemeen  met  liefde  en achting  beschouwden,  
 gelijk  nog zijn  naam  te Pontianak  steeds met  eerbied  genoemd  en  zijn  
 graf  als  een  heiligdom  vereerd  wordt  *).  Men  zegt  zelfs,  d at,  uit  
 eerbied  voor  zijne  nagedachtenis,  nimmer  een  zijner  talrijke  schuld-  
 eischers  zijne  nakomelingen  is  lästig  gevallen.  Zijne  begaafdheden  
 waren  zeker meer  dan  gewoon.  Wel  is  waar  heeft  men  beweerd,  dat  
 zij  meer  die waren  van  een  schrander koopman,  dan van  een  soeverei-  
 nen  Vorst;  doch  het  is  onmiskenbaar,  dat  hxj  onder  zijne  honte  en  
 uit  alle  oorden  zaamgeraapte  bevolking  orde  en  geregtigheid,  en  een  
 zekeren,  althans  uitwendigen,  eerbied  voor  godsdienst en  goede  zeden,  
 met  evenveel  buigzaamheid  als  behendigheid  wist  te  handhaven. 
 Ik  heb  vroeger  opgemerkt  2),  dat  de  Boeginezen  en  Maleijers  te  
 Pontianak  verpligt  waren  bij  de  eerste  oproeping  onder  de  wapenen  
 te  verschijnen,  eene  verpligting  die  zieh  ook  tot  de  Ghinezen  uit-  
 strekte,  in  welke  echter  minder  vertrouwen  werd  gesteld.  De  heer  
 Burn  geeilt  de  günstigste  getuigenis  aangaande  de  bereidwilligheid,  
 waarmede  steeds  aan  den  eersten  wenk  werd  gehoor  geven,  en  zegt  
 dat  hij  meermalen  getuige  was,  dat  in  een  half  uur  of  minder  de  
 gansche  weerbare  magt  van  Pontianak  op  de  been  was,  en  eene  
 vaardigheid  betoonde,  die  een  sprekend  contrast  vormde  met  de  ge-  
 wone  vadsigheid  en  lusteloosheid  der  Maleische  negerien. 
 Doch  zoo  wij  al  Abdoe’r-rahmans  regeerkunst  bewonderen,  de  
 onpartijdige geschiedenis mag  niet  vergeten,  door  welke  onverschoon-  
 lijke  middelen  hij  zijn  gezag  verworven  en  uitgebreid  had,  noch  
 ook  dat  in  zijn  huiselijk  leven  de  donkere  zijde  van  zijn  karakter  
 zieh  in  verregaande  oploopendheid,  ijverzucht  en  barbaarsche  wreed-  
 heid  in  het  bestraffen  van  ieder  vergrijp  openbaarde.  Het  aantal  
 der slagtoffers  zijner  jaloerschheid  moet zeer aanzienlijk  geweest  zijn,  
 en  men  zegt  dat  hij  meer  dan  eene  zijner  vrouwen  of  bijzitten  ,  
 op  het  vermoeden  van  geschonden  huwelijkstrouw,  levend  methare  
 wäre  of  vermeeende  minnaars  liet  verbranden  3). 
 Toen  Sultan Abdoe’r-rahman  gestorven  was,  weigerde  de Pangeran,  
 die  tot  troonsopvolger  bestemd  was,  uit  vrees  van  moeijelijkheden  
 uit  zij ns  vaders  ontzaggelijke  schulden  voortspruitende,  de  regering  
 te  aanvaarden,  en  de  hoofden  der  bevolking  werden  met  veel moeite 
 J)  Vgl.  hierover  boven,  bl.  15. 
 8)  Boven,  bl.  256. 
 en  na  langen  tegenstand  door  geschenken  en  beloften  bewogen,  om  
 Sjerief  Kasim  als  Sultan  te  erkennen.  De  nieuwe  vorst  verbond  
 zieh  tot  de  stipte  betaling  van  zijns  vaders  schulden  en  getroostte  
 zieh  een  goed  deel  zijner  eigene  pretensien  op  de  invloedrijkste  
 Arabieren  aan  zijne  zucht  naar  het  oppergezag  ten  offer  te  bren-  
 gen  1).  Opmerkelijk  is  het dat  Sultan  Kasim van  den  dood  zijns 
 vaders  en  zijne  aanvaarding  der  regering  onmiddellijk,  bij  eenen 
 brief  van  12  Maart  1 8 0 8 ,  kennis  gaf  aan  de  hooge  regering  te  
 Batavia,  en  haar  tevens  berigtte  dat  hij  een  zijner  broeders  naar  
 Mampawa  had  gezonden,  om  er  het  bestuur  als  zijn  wakil  of ste*  
 dehouder  waar  te  nemen  2j.  De  betrekkingen  met  het  bewind  van  
 Java  werden  dus  blijkbaar  op  den  duur  onderhouden.  Kort  daarna  
 stond  Sultan  Kasim  het  bestuur  over  Mampawa  met  den  titel  van  
 Panembahan  af  aan  Goesti  Djati,  zoon  van  den  in  1787  verdreven  
 Panembahan  van  Mampawa,  hetzij  hij  daartoe  door  de  zucht  om  
 zijns  vaders  ongelijk  goed  te  maken  of  door  eenige  andere f reden  
 bewogen  werd.  Hij  zelf  verloor  daarbij  weinig,  daar  de  hulpbron-  
 nen  van  Mampawa  zoo  gering  waren,  dat  het  naauwelijks  zijnen  
 gebieder  kon  onderhouden,  en  de  reeds  bejaarde  en  zwakke  Vorst,  
 die  daar  nu  onder  den  titel  van  Panembahan  Soeria  Nata  Koesoema  
 de  regering  aanvaardde, ofschoon  in  zijn  hart  Sjerief  Kasim 
 weinig  vriendschap  toedragende,  geheel  aan  zijnen  invloed  onder-  
 worpen  bleef.  Sjerief Kasim,  die  zelf  eene  zuster  van  den  nieuwen  
 Panembahan  onder  zijne  vrouwen  telde  of  geteld  had,  verbond  
 bovendien  zijnen  oudsten  zoon  Aboe-Bekr  in  het  huwelijk  met  eene  
 van  diens  dochters  3). 
 Het  gedrag  vaa  den  nieuwen  Sultan  na  zijns  vaders  dood  schijnt  
 de  vrees,  die  men  voor  hem  gekoesterd  h a d ,  niet  gewettigd  en  
 vrij  algemeene  reden  tot  tevredenheid  gegeven  te  hebben.  Alle  
 overtollige  uitgaven  afsnijdende  en  zorgvuldig  het  aangaan  van  nieu- 
 *)  Leyden,  p.  4 4 ,  4 5 ,  Ritter,  bl.  206. 
 *)  Tobias  HS.,  bl.  116.  Zie  den  brief  bij  Meursinge,  I I I ,  bl.  1 1 ,  12. 
 3)  Het  kan  zijn,  maar  dunkt  mij minder waarschijnlijk,  dat  dit  huwelijk  
 reeds  voor  de  verheffing  van  den Panembahan,  wien  Sjerief Kasim  al  sedert  
 jaren  vergund  had  met  den  titel  van  Radja  te  Mampawa  te wonen  (zie  boven, 
   bl.  261),  gesloten was.  Dit  huwelijk wordt  vermeld door Tobias  HS.  bl.  
 59  'en  aid.  bl.  46  noemt  bij  Sjerief Kasim met den Yorst  van  Mampawa  ver-  
 maagschapt  door  het  huwelijk  van  zijn  zoon  en  broeder.  Daarentegen  zegt  
 hij  in  het  uitgegeven  verslag,  bl.  5 5 ,  dat  Sjerief Kasim met  eene  zuster  van  
 den Vorst  van  Mampawa  gehuwd  w a s,  wat  ik  wegens  het  meeerder  gezag  
 van  dit  latere  stuk  in  den  tekst  ben  gevolgd.  Zie  verder  de  noot  op bl.  261.