
 
        
         
		XX I N L E I D I N G . 
 Borneo  onder  den  flaam  van  dedes,  bij  ons  onder  dien  van  civet  
 bekend  1).  De  zenuwen  der  zoo  menigvuldige  herten  zijn  een  gezöcht  
 artikel  in  den  handel  met  Java  2).  De  biawan ;  een  visch  die  
 menigvuldig  in  de  rivieren  van  het  binnenland  voorkomt,  levert  in  
 zijne  gezouten  kuit  aan  den  handel  eene  gezöchte  waar,  die  als  
 toespijs  bij  de  rijst  wordt  genuttigd  3).  De  zeeën  längs  Borneo’s  
 stranden  zijn  rijk  in  nitmuntende  karet  of  schildpad-schalen  en  in  
 tripang  of  bêche  de  mer,  eene  soort  van zeeslakken,  die  een  gelief-  
 koosd  geregt  der  Chinezen  zijn.  Op  geringen  afstand  van  zijne  kust  
 zijn  rijke  parelbanken,  waarvoor  vooral  de  baai  van  Maloedoe  aan  
 den  Noord-oosthoek  beroemd  is  4).  Parel-moerschelpen  en  haaivin-  
 nen,  de  laatste  als  een  versterbend  middel  geacht,  worden  aan  de  
 stranden  voor  de  Chinesche  markt  ingezameld  5).  Ontelbare soorten  
 van  rivier-  en  zeevisch,  onder  welke  eerste  vooral  de djilawat geacht  
 wordt,  en  een  verbazende  overvloed  van  krabben,  garnalen,  oesters  
 en  mosselen  verschaffen aan  velen  de middelen  tot levensonderhoud 6). 
 ’t Is  echter  te  verwachten,  dat  in  het  belang  voor  handel  en  industrie  
 de  dierlijke  voortbrengselen  bij  die  van  het  plantenrijk zullen  
 achterstaan,  dewijl  de grond van Borneo eene uitnemende  vrucht-  
 baarheid  bezit  en  voor  schier  alle  kultures  der keerkringslanden ge*  
 schikt  is.  De  rijst,  het hoofdvoedsel van den  Indischen Archipel,  slaagt  
 overal  uitmuntènd; het suikerriet hier gekweekt is van uitnemende hoe-  
 danigheid ;  de  koffij  groeit er  welig  en  krachtig ;  de  peper-rank heeft  
 er  haar  wäre  vaderland ;  katoen  wordt  er  met  het  beste  gevolg  op  de  
 hoogten gekweekt; specerijen groeijen er welig overal waar men ze plant;  
 de  tabak  is  er geurig en  zou  bij  zorgvuldiger behandeling voortreffelijk  
 z ijn 7);  de  kokos-  en  pinang-palmen, de doerian, manggistan, nangka,  
 ramboetan  en  velerlei  andere vruchtboomen en tuingewassen, beloonen 
 *)  Tijdschr.  v.  N.  L ,  1 849,  I ,   bl.  106. 
 s)  Eenige  aanteekeningen  omtrent  de  vaart  en  handel  van  Java  op  Ba-  
 njar-massing  (t.  a.  p .),  bl.  7 3 . 
 3)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  566. 
 *)  Tÿdschr.  v.  N.  I .,  1 849,  I ,   bl.  1 0 4 , Hunt  B .,  p. X X X V IH—XL. 
 *)  Tijdschr.  v.  N.  I . ,  t.  a.  p .,  bl.  108. 
 6)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  566. 
 7)   Low,  p.  5 7 ,  van  Lijnden  N.  T .,  bl. 640. 
 I N L E I D I N G . XXI 
 er,  door  milde  opbrengst,  rijkelijk  de  moeite  der  verzorging  l)i   in  
 een  woord  er  is  naauwelijks  een  enkel  kultuurgewas  van  waarde  in  
 den  ganschen Archipel  te  vinden,  waarvoor de bodem van Borneo  niet  
 geschikt  is  2).  Intusschen  zou  men  zieh  zeer  bedriegen,  wanneer  
 men  meende  dat  Borneo  al  deze  schatten  ook  werkelijk  in  milden  
 overvloed  opleverde.  Borneo  zou  een  aardsch  paradijs  zijn,  indien  
 de  Heer  der  scliepping  er  beantwoordde  aan  de  natuur,  waarin  bij  
 geplaatst  is.  Men  zou  het  met  regt  »the  emerald  gem  of  the  eastern  
 world”  3)  kunnen  noemen;  maar  de  nijvere  hand  ontbreekt,  
 die  door  het  slijpen  den  glans  van  het  juweel  honderdvoudig  ver-  
 hoogt.  »Het  eiland Borneo,”  zegt  een  reiziger  4) ,  »is  längs  de  gan-  
 sche  Noord-oostkust  (en  hij  had  het  zelfde  van  schier  al  zijne kusten  
 kunnen  verzekeren)  een  laag  land,  met  maagdelijk  bosch  bedekt;  
 doch  op  een  afstand  gezien  vertoont  het  zieh  zoo  verrukkelijk  groen,  
 dat  de  gedachte  als  ware  het  wijd  en  zijd  bebouwd  zieh  van  zelve  
 aan  u  opdringt.  Die  meening  wordt  echter,  bij  het  naderen  der  
 k ust,  weihaast  gelogenstraft,  wanneer  gij  de  digte  groepen  van  acacia’s 
 ,  palmen,  pandani  en  tallooze  nog  onbekende  boomen  ontdekt,  
 welig  van  groei  ongetwijfeld,  maar  eene  digte, verwarde  massa  vor-  
 mend,  even  ondoordringbaar  voor  den  inboorling  als  voor  den  Eu-  
 ropeaan.  Wat  wij  ons  uit  de  verte  hadden  voorgesteld  als  eene  
 groenende  weide,  waarop  wij  zouden  kunnen  uitrusten  van  den  
 moeitevolleu togt en ons  in  allerlei  uitspanningen  verlustigen,  bleek,  
 van  nabij  gezien,  niets  te  zij n  dan  onafzienbare  velden  van  lang  
 g ra s,  opschietend  te  midden  van  poelen,  door  vergiftige  slangen  
 verpest.  In  een  woord,  nimmer  nog  bezocht  ik  eene  k u s t,  die  bij  
 de  nadering  zoo  veel  beloofde,  en  bij  de  landing  zooveel  teleurstel-  
 ling  veroorzaakte,  als  de  kust  van  Borneo.” 
 ')  Van  Lijnden,  bl.  5 6 0 ,  609— 11.  Over  de  vruchten  van  Borneo  
 zie  vooral  Low,  p.  71—7 4 ,  Hunt  B . ,  p.  X X X I. 
 s)  Tobias  W.,  bl.  1 8 ,  19.  Vgl.  ten  aanzien  van  het  slagen  der  spece-  
 ryen  op  Borneo,  Low,  p.  33. 
 8)  Moore  noemt  in  zijne  Irish  Melodies  Ierland,  wegens  de  frischheid  
 van  zijn  groen:  „ the  emerald  gem  of  the  western  world;”  doeh  het  groen  
 van  Ierland  wordt  nog  verre  door  dat  van  Borneo  overtroffen. 
 *)  Marryat,  p.  50.