
 
        
         
		XXIÍ I  K L Ë I  D  I  K Gri 
 Doch  wanneer  men  n u ,  niet  afgeschrikt  door  het  onherberer-  
 zaam  aanzien  der  k u s t,  het  waagt  längs  de  tallooze  rivieren  in  
 het  binnenland  door  te  dringen,  ontwaart  men  spoedig,  dat  die  
 wildernissen  in  hären  schoot  milde  schatten  besluiten,  die  zij  
 gereedelijk  den  eerstkomende  prijs  geven.  Reeds  de  nipa  fruti-  
 can s,  die  een  groot  deel  der  stranden  omzoomt  en  aan  de  ge*  
 zigten  eene  sombere  eentoonigheid  geeft,  is  een  gewas  van  uit-  
 stekende  nuttigheid.  Uit  de  welriekende,  geelachtige  bloemen  trek-  
 ken  de  bijen  een  overvloed  van  honig,  de  vrucht  is  een  aange-  
 naam  voedsel,  van  de  bladstelen  maakt  men  schuttingen  en  dak-  
 sparren,  en  van  de  bladeren,  uit  welke  soms  ook  zout  wordt  ge*  
 trokken,  bereidt  men  de  atap,  zoo  onmisbaar  in  Indie,  als  bedek-  
 king  der  daken  en  als  materiaal,  waaruit  matten,  zeilen,  zakken  
 en  velerlei  ander  gereedschap  vervaardigd  worden  1).  Naauwelijks  
 minder  is  het  nut  van  den  niboeng-palm,  die  overal  in  grooten  
 getale  bij  de  mondingen  der  rivieren  wordt  aangetroffen,  welks  
 ronde  stam  van  omtrent  zes  duim  in  diameter  de  niboeng-latten;  
 het  gewone  bouwmateriaal  der  inboorlingen,  oplevert,  terwijl  de  fijn  
 witte  en  geurige  kool,  in  het  hart  van  den  boom  door  de  nog niet  
 ontwikkelde  bladeren  gevormd,  een  gezöcht  voedsel  verschaff  2).  
 Doch  van  veel  grooter  gewigt  voor  de  voeding  der  bevolking  is  de  
 sago-palm,  die,  ofschoon  somtijds  gekweekt,  toch  ook  zonder  kul-  
 tuur  in  de  bosschen  van  Borneo  wast,  en  het  bekende  meel  oplevert, 
   dat  bij  schaarsche  oogsten  en  gemis  van  rijst  door  de  inwo-  
 ners  genuttigd  wordt,  of,  in  groote  hoeveelheden  uitgevoerd,  een  
 belangrijk  handelsartikel  vormt  3).  De  roenoet,  die  veel  op  den  ni-  
 boeng  gelijkt,  de  kadjatouw,  die  van  doornen  en  ribben  voorzien  
 is ,  de  aping,  die  veel  overeenkomst  met  de  lontar  heeft,  allen  
 palmen  die  insgelijks  in  Borneo’s  bosschen  gevonden  worden,  leve-  
 ren  een  dergelijk  meel  op,  dat  bij  gebrek  van  sago  als  surrogaat 
 *)  G.  Muller,  bl.  229  ,  Temminck,  p.  4 1 9 ,  Low,  p.  44. 
 *)  Low,  p.  3 5 ,  Temminck,  p.  4 2 1 ,  Adams,  p.  4 2 5 ,  426. 
 )  Low,  p.  3 9 ,  4 0 ,  v.  Lijnden  N.  T .,  bl.  5 6 0 ,  6 0 9 ,  Tijdschr.  voor  
 N.  I .,  1849,  I ,   bl.  109. 
 I N L E I D I N G . XXIII 
 kan  dienen  1).  De  areng-  of  gomoeti-palm,  hier  nauh  geheeten,  
 die  de  bevolking  van  den  geliefden  palm-wijn  (toewak),  van  eene  
 soort  van  suiker  en  van  eene  voor  de  vervaardiging  van  touw  en  
 andere  einden  uitnemend  geschikte  vezelstof  voorziet,  schijnt  met  
 meer  zorg  gekweekt  te  worden  2).  Met  de  genoemde boomen  vormt  
 de  bevallige  pinang-  of  areca-palm,  om  zijne  geurige,  als  genees*  
 middel  beschouwde  bloesems  en  zijne  met  de  betel  gekaauwde  noten  
 geacht  3) ,  en  de  wereld-beroemde  kokos-  of  kalapa-boom,  de  reeks  
 der  meer  bekende  en  nuttige  palmen,  die  op  Borneo  in  het  wild  
 of  gekweekt  worden  aangetroffen  4). 
 Onder  de  soorten  van  timmerhout,  die  de  bosschen  van  Borneo  
 in  grooten  overvloed  opleveren,  behoort  de  eerste  plaats  wegens  
 hardheid  en  duurzaamheid  aan  het  ijzerhout (kajoe belian of tebelian),  
 dat  alom  op  Borneo  en  op  Sumatra’s  Oostkust  voorkomt,  maar  aan  
 Java  ontbreekt.  Het  wordt  meest  gebruikt  voor  de  stijlen  en  
 sirappen  van  inlandsche  woningen,  waartoe  het  zieh  goed  splij-  
 ten  laat;  weer  en  wind  hebben  er  schier  geen  invloed  o p ,  en  
 het  is  nog  duurzamer  dan  het  djatihout,  ’twelk  Borneo  schijnt  
 te  missen  5).  Intusschen  is  het  minder  buigzaam  en  meer  aan  
 breken  en  splinteren  onderhevig.  Het  ijzerhout  is  een  artikel  van  
 uitvoer  naar  China  6).  Naast  het  ijzerhout  is  het  kajoe  temesöe 
 *)  Y.  Lijnden  N.  T .,  bl.  560. 
 s)  L ow ,  p.  4 0 ,  v.  Lijnden  N.  T .,  bl.  6 1 0 ,  Tijdschr.  v.  N.  I.,  t.  a.  p.,  
 bl.  108. 
 s)  L ow ,  p.  41. 
 *)  Le  optelling  van  33  palmen-soorten,  die  in  de  bosschen  van  Borneo  
 inheemsch,  en  waarvan  14  tot  dus verre  alleen  op  dit  eiland  onldekt  
 zijn,  kan  de  wetenschappelijke  lezer  vinden  bij  Prof.  Miquel,  in  zijne Analecta  
 Botánica  Indica,  pars  prima  (in  Verh.  d.  I e  kl.  v.  h.  Kon.  Ned.  Inst.,  
 derde  reeks,  deel  I I I ,  p.  1).  Zeer  te  betreuren  is  het,  dat  dit  eerste  ge-  
 deelte,  hetwelk  tot  een  overzigt  der  bekende  Flora  van  Borneo  bestemd  
 w a s,  wegens  gebrek  aan  medewerking  van  de  zijde  des  Directeurs  van  
 het rijks-herbarium  niet  is  voltooid.  Het  afgewerkte  deel  is  vooral  belangrijk  
 voor  de  kennis  der  Eugeniae  van  Borneo,  waarvan  28  soorten beschreven  
 en  10  afgebeeld zijn.  Temminck,  p.  4 17—422,  geeft  slechts  een  overzigt der  
 waarnemingen  van  den  heer  Korthals  in  de  binnenlanden  van Banjer-massin. 
 *)  Ik  vind  echter  het  djatihout  onder  de  voortbrengselen  der  Oostkust  
 genoemd,  T.  v.  N.  I .,  t.  a.  p .,  bl.  109;  doch  ik  vermoed  dat  daarmede  
 het  ijzerhout  bedoeld  is.  +- 
 *)  Low,  p.  5 8 ,  5 9 ,  v.  Lijnden  N.  T ..  bl.  5 5 1 .  562. 
 S'f '^-T  —n      o A  /"o'!  , je  ¿Ai