
 
        
         
		komendheid  zelve;  hij  beschermde  hunnen  handel  tegen  de  zeeroo-  
 v e rs,  stelde  hen  onder  hoofden  van  hun  eigen  landaard,  wier  ge-  
 zag  behoorlijk  geregeld werd  ,  verleende  hun  het  nog  steeds  gehand-  
 haafde  regt  van  vrij  komen  en  vrij  gaan  (boerong  terbang)7  maar  
 verpligtte  hen  tevens  bij  de  eerste  oproeping  onder  de  wapenen  te  
 verschijnen.  Bovendien  stelde  hij  geregelde  en  verständige  tarieven  
 van  in-  en  uitgaande  regten  vast.  Zelfs  naar  Bengalen  vloog  de  
 mare  van  de  nieuwe  vestiging  over,  en  men  zag Engelsche  schepen  
 te  Pontianak  ten  handel  komen,  welker  gezaghebbers  door  den  Vorst  
 met  beleefdheden  overladen  werden.  Hoe  groot  ook  Abdoe’r-ralimans  
 haat  tegen  de  Christenen  wezen  mögt,  hij  wist  dien  aan  zijn  belang  
 op  te  offeren,  en  nam  den  vasten  stelregel  aan,  dien  hij  ook  
 zijnen  hinderen  inprentte,  om  met  alle Europesche  natien  in  vriend-  
 schappelijke  betrekking  te  blijven,  en  te  zorgen  van  nimmer  vöör,  
 steeds  achter  het  Europeesch  geschut  te  staan.  Reeds  na  verloop  
 van  een  jaar  was  Pontianak  tot  eene  belangrijke  plaats  opgewassen,  
 en  Abdoe’r-rahman  droeg  zorg  haar  aanzien  te  vermeerderen  door  
 den  roem  zijner  minzaamheid,  regtvaardigheid  en  milddadigheid,  
 door  den  luister  zijner  hofhouding  en  den  stoet  van,  meest  op  zijne  
 beurs  terende  Arabieren,  die  hem  welhaast  omgaf,  en  door  het  aan-  
 nemen  van  den  titel  van  Sultan,  dien  hij  zieh  reeds  in  1772,  
 naar  de  gewoonte  der  inlandsche  vorsten  ,  door  den  Boegineschen  
 p rin s ,  later  Onderkoning  van  Riouw,  Radja  Hadji  liet  schenken  1J.  
 Een  Fransch  fregat,  onder  bevel  van  den  broeder  des  kapiteins,  
 dien  Abdoe’r-rahman  te  Passir  had  vermoord,  en  opzettelijk  gezon-  
 den  om  deze  schanddaad  te  wreken,  vond  de  rivier  zoowel  ver-  
 sterkt,  dat  het,  na  het  verbranden  eeniger  praauwen  aan  haren  
 mond,  onverrigter  zake  moest  terugkeeren  2). 
 Op  het  onbewoonde  terrein,  waarop  Abdoe’r-rahman  zijne  nege-  
 rie  stichtte,  schijnt  aanvankelijk  niemand  aanspraken  te  hebben  
 doen  gelden.  De  Vorsten  van  Landak  en  Sangouw  zagen  eerst  de  
 gebeurtenissen  lijdelijk  aan;  weldra  echter  begon  de  toenemende  
 magt  van  den  nieuwen  Sultan  hunne  vrees  en  ijverzucht  gaande  
 te  maken.  En  voorzeker  niet  ten  onregle!  Op  Sangouw  wierp  
 Abdoe’r-rahman  reeds  begeerige  blikken,  en  men  zegt  zelfs,  dat,  
 toen  hij  met  zijne  praauwen  het  eerst  de  Kapoeas  opvoer,  hij  zieh 
 *)  Ritter,  bl.  2 0 0 ,  2 0 1 ,  Leyden,  p.  3 8 ,  3 9 ,  5 3 ,  Tobias,  bl.  5 2 ,  53 ,  
 G-.  Muller,  bl.  2 1 2 ,  3 4 6 ,  Muntinghe,  bl.  172. 
 de  verovering  van  Sangouw,  ten  einde  zieh  aldaar  met  zijne  voi-  
 gers  te  nestelen,  had  ten  doel  gesteld,  en  slechts  door  de  gun-  
 slige  ligging  der  plaats,  waarop  Pontianak  gebouwd  werd,  tot  
 andere  gedachten  gebragt  was  l).  De  betrekking,  waarin  Landak  
 tot  Bantam  en  daardoor  tot  de  Hollandsche  Oosl-Indische  Compagnie  
 stomi,  noodzaakte  hem  echter  jegens  dezen  Staat  meerdere  om-  
 zigtigheid  in  acht  te  nemen.  De  Pangeran  van  dat  rijkje,  veront-  
 rust  door  het  gerucht,  dat  de  Sultan  voornemens was de  rivier 
 van  Landak  te  sluiten,  zond  gezanten naar  Pontianak,  om  zieh 
 van  zijne  plannen  te  vergewissen.  De  Sultan  gaf hun de  meest 
 geruslstellende  verzekeringen,  maar  droeg  te  gelijk  zorg om  zijne 
 magt  zooveel  mogelijk  ten  toon  te  spreiden,  terwijl  hij  zijn  zwaar  
 geschut  herhaaldelijk  in  hunne  tegenwoordigheid  liet  lossen.  De  
 Pangeran  van  Landak  zond  een  zeer  overdreven  verslag  van  de  
 magt  van  Pontianak  naar  Bantam  en  beklaagde  o  o zieh  over  schem 
 ding  van  zijn  grondgebied.  De  Sultan  van  Bantam,  buiten  Staat  
 zelf  de  regten  van  zijn  afgelegen  leenman  te  handhaven,  bragt  
 de  klagten  van  Landak  ter  kennisse  van  den  Gouverneur-Generaal  
 en  Raden  van  Indie  te  Batavia  2).  De  Indische  regering  meende  
 zieh  de  zaak  te  moeten  aantrekken,  en  zond  in  het  begin  van  
 1778  3)  den  heer  Kloek  met  twee  kleine  oorlogsvaartuigen  en  eenige  
 militairen  naar  Pontianak,  om  den  Staat  van  zaken  te  onderzoeken  
 en,  zoo  de  klagten  gegrond  bleken,  Abdoe’r-rahman  op  te  vatten  en  
 naar  Batavia  over  te  voeren.  De  Sultan,  genoeg  beseffende,  dat  hij  
 tegen  de  magt  der  Compagnie  niet  was  opgewassen,  en  h ij,  om  
 zieh  te  handhaven,  haren  bijstand  behoeven  zou,  ontving  den  heer  
 Kloek  met  de  meeste  onderscheiding,  en  wist  hem  zoodanig  in  te  
 nemen ,  dat  hij  de  günstigste  rapporten  omtrent  den  Sultan  naar  
 Batavia  zond  en  zijn  verblijf  in  de  nabijheid  van  den  dalem  koos.  
 Doch  weldra  werd  een  heehneester  in  het  gevolg  van  den  heer  
 Kloek,  door  zijne  onbekendheid  met  de  Maleische  zeden,  de  oor-  
 zaak  van  een  geschil,  dat  bedenkelijke  gevolgen  na  zieh  sleepte.  
 Op  zekeren  dag  kwam  een  slaaf  den  heelmeéster  sirih  aanbieden. 
 Tobias ,-bl.  51. 
 sj  G-,  Muller,  bl.  2 1 2 ,  Leyden,  p.  3 9 ,  R itte r ,  bl.  2 0 2 ,  Tobias,  
 bl.  52. 
 8)  Hartmann  HS.  I ,   bl.  6.  Leyden,  p.  2 7 ,  3 9 ,  en  Muntinghe,  bl.  
 1 7 3 ,  stellen  de  vestiging  der  faktorij  te  Pontianak  reeds  in  17 7 6 ;  doch  
 het  is  duidelijk  dat  laatstgenoemde  Leyden  slechts  kopieert,  en  bij  dezen  
 acht  ik  het  jaartal  uit  1779  verschreven.