
 
        
         
		wapenen  en  ammunitie,  die  werd  toegeslaan.  De  hoofden  der  nabu-  
 rige  eilanden  kwamen  weldra  tot  onderwerping,  en  naar Banjer-mas-  
 sin  werd  de  tijding  gezonden,  dat  de  zeeroof  onderdrukt  was,  ter-  
 wijl  de Radja, ten  teeken zijner goede voornemens,  aanbood de Holland-  
 sche  vlag  te  hijschen,  wat  hij  sedert  deed  zoo  vaak  bet  hem  gelegen  
 kwam.  Inmiddels  werd  de  zeeroof  op  groote  schaal  onder  de  Ne-  
 derlandsche  vlag  en  met  Nederlandschen  krijgsvoorraad  voortgezet;  
 de  bazars  waren  opgepropt met goederen  aan  kleine  Europesche  vaar-  
 tuigen ontnomen, en  gevangen  Europeanen  van beide seksen verrigtten  
 slavenarbeid,  een  leven  leidende  van  de  bitterste  eilende  1).  Dalton  
 was  te  Pegatan  persoonlijk  in  het  grootste  gevaar,  en  had  zijn  be-  
 houd  alleen te danken  aan  de  krachtige  voorstellingen,  door  den Resident  
 van Singapoera voor het  vertrek der praauw aan den Boegineschen  
 anakboda  gedaan  2).  Hij  had  tevens  gelegenheid  hier  de  kennis  te  
 maken  van  Hadji  Java,  den  Radja van  het aangrenzende  Batoe-litjin,  
 die  den  vorst  van  Pegatan  een  bezoek  bragt,  en  prijst  hem  zeer  
 wegens  de menschlievende  hulp  vaak door hem aan  Europeanen  bewe-  
 zen  3).  Ik  moet  echter  opmerken,  dat  in  andere  berigten  van  dien  
 tijd  Hadji  Java  mede  beschuldigd  wordt  van  met  de  zeeroovers  te  
 heulen,  en  het  in  zijn  gebied  gelegen  Bankaälen  als  een  geducht  
 roofnest  beschreven  wordt  4). 
 Na  langen  tijd  te  Pegatan  vertoefd  te  hebben,  gedurende  welken  
 hij  dagelijks  voor  zijn  leven  vreesde ,  vertrok  Dalton  den  4den  December  
 van  daar  en  kwam  den  7deu  voor  den  mond  der  rivier  van  
 Koetei.  De  rivier  opzeilende  kwam  hij  den  l l deQ  aan  de  handeis-  
 plaats  Samarindah,  grootendeels  door  Boeginezen  bewoond  5) ,  en  
 voer  den  volgenden  dag  vandaar  naar  de  hoofdstad  Tongarong. 
 *)  Dalton, p.  1 7 ,  18.  Bij Cornets  de Groot, p.  2 6 9 ,  wordt  de vor st 
 van  Pegatan ,  in  een  uittreksel  nit  een  rapport van  Pangeran  Said  Hassan, 
   Mohamad  Jaha  Arbatooh  genoemd.  Mijn  bestek  verbiedt  mij  aan  
 vele  andere,  door  Dalton  medegedeelde  bijzonderheden omtrent  de  rooveryen  
 van  Raga  en  zijn  broeder  eene  plaats  te  verleenen. 
 2)  Dalton, p.  1 8 ,  1 9 ,  vgl. p.  30. 
 8)  Dalton, p.  2 2 ,  35. 
 4)  Pangeran  Said  Hassan  bij  Cornets  de  Groot,  p.  269. 
 ')  Vgl.  over  deze  plaats  Dalton,  p.  67—71,  Weddik  K.,  bl.  8 2 ,  8 5 , 
 Dal ton  vertoefde  elf  maanden  in  het  rijk  van  Koetei  *),  voer  de  
 Mohakkam-rivier  op  tot  Kota-bangon  en  Marpoe  2),  sloot  een  ver-  
 bond  van  vriendschap  met  Radja  Seldji,  een  voornaam  en  met  den  
 Sultan  bevriend  opperhoofd  der  Dajaks,  door  het  drinken  van  el-  
 kanders  bloed  3) ,  deed  zooveel  hij  kon  en  durfde  onderzoek  naar  
 de  omstandigheden  van  Mullers  dood  4) ,  en  was,  na  maanden  lang  
 aan  allerlei  mishandelingen,  dieverijen  en  levensgevaren  te  zijn  
 blootgesteld  geweest,  gelukkig  genoeg  door  eene  list  de  toestem-  
 ming  tot  zijn  vertrek  van  den  Sultan  te  verwerven  5).  Het  tafe-  
 reel  dat  Dalton  van  Koetei  ophangt,  is  even  ongunstig  wat  den  
 zedelijken  toestand,  als  günstig  wat  den  natuurlijken  rijkdom  des  
 lands  aanbelangt.  Zoo  verhaalt  hij  ons  van  een  oorlog  door  den  
 Sultan  tegen  sommige  Dajaksche  stammen  ondernomen,  omdat  zij  
 de  jaarlijksche  schatting  van  kinderen  niet  geleverd  hadden,  die  
 als  slaven  aan  de  Boeginezen  werden  verkocht  6) ;  zöö,  dat  de  Pangeran  
 Perbatti  Sari,  een  broeder  des  Sultans,  door  eene  zijner  
 vrouwen  te  zamen  met  hare  begunstigde  mededingster  werd  verge-  
 v en ,  nadat  zij  de  kracht  van  het  vergif  vooraf  met  goed  gevolg  op  
 twee  slaven  beproefd  had  7) ;  zöo,  dat  eenigen  tijd  te  voren  kapitein  
 Gravessome,  met  eene  rijke  lading  opium  en  stukgoederen,  door  
 den  beruchten  Raga  naar  Koetei  was  gelokt,  en  met  toestemming  
 des  Sultans,  tegen  afstand  van  een  deel  van  den  buit,  met  het  
 meerendeel  van  zijn  scheepsvolk  verraderlijk  was  vermoord  8).  Doch  
 wenden  wij  de  oogen  af van  deze  gruwelen,  die  zeker  reeds  voor  
 lang  de  tusschenkomst  der  beschaafde  en  Christelij ke  beheerschers  
 van  den  Indischen  Archipel  hadden  gevorderd.  Na  een  afwezen  van 
 86  ,  Earl,  p.  327.  Zij  schijnt  thans  vrij  wat  meer  van  belang  te  zijn  dan  
 in  Daltons  tijd, 
 Jj   Dalton,  p.  64. 
 s)  Zie  het verhaal  van diep togt,  p.  36—40. 
 3)  Dalton, p.  52,  Ik  zal .elders  breeder  oyer  deze  plegtigheid  spreken. 
 '*)  Dalton, p.  6 2 ,  63. 
 *)  Dalton , p.  64. 
 8)  P .  38. 
 7)  P.  58. 
 8)  P.  22 ,  2 3 ,  2 8 ,  29.