
 
        
         
		Expeditie  onder  Koeblai-Khan  naar  den  Indischen  Archipel.  —  Chinesche  berigten  aangaande  
 Pha-la  tijdens  de  MÎDg-dynastie.  —  Chinesche  berigten  aangaande  Broenei. — Inlandsche overleveringen  
 betreffende  de  vestiging  van  Chinezen  op  Borneo’s  Noordkust.  —   Handelsverkeer  
 der  Chinezen  met  Borneo  in  de  X V Ide ,  XVIIde  en  XV IIIde   eeuw.  —  Oorsprong  der  Chinesche  
 kolonièn  op  de  Westkust.  —  Geschillen  over  de  grensscheiding  tusschen  Mampawa  en  
 Sambas.  —   Toenemende  magt  der  Chinezen.  —   Yoorwaarden  hunfier  toelating  in  het  rijk  van  
 Sambas.  —  Moord  der  Dajaks.  —   Gedeeltelijke  verhuizing  der  Chinezen  naar  Mandor.  —  
 Staat  der  Chinesche  koloniën  op  Borneo’s  Westkust  tijdens  de  opheffing  van  de  kantoren  der  
 O.  I .   Compagnie. 
 TWEEDE  HOOFDSTUK..........................................................     bl. 303. 
 Oorsprong  der  Chinesche  mijn-vereenigingen. —   Onderlinge  verbonden  der vereenigingen. —  
 De  Chinezen  van  Lan-fong,  Tai-kong  en  Sin-ta-kioe.  —   Oorsprong  en  doel  van  de  geheime  
 genootschappen  in  China.  —   De  geheime  genootschappen  in  den  Indischen  Archipel. —   Aard  
 der  eedgenootschappen  op  Borneo  en  hunne  betrekking  to t  het  Hemel-Aarde-Verbond.  —   Ge-  
 schiktheid  der  Chinezen  om  te  koloniseren.  —   Afkomst  en  aantal  der  Chinezen  op  Borneo’s  
 "Westkust.  —  Verhouding  der  Chinezen  to t  de  Dajaks. —  De  vrouwen  der  Chinezen.—¡ Kong-  
 sies.  —   Regtspleging.  —  oBelastingen.  —   Kongsie-huizen.  ^   Wijze  van  oorlog  voeren  en  
 wapenen. 
 DERDE  H O O F D S T U K .............................................................................bl.  325. 
 Overzigt  van  de  goud-houdende  streken  en  de  goud-opbrengst  van  Borneo.  —  Vermindering  
 der  goud-productie. —  Toegenomen  verspreiding  der  Chinezen. —  Goud  in  de  spleten  der  kalk-  
 rotsen.  Goud  in  het  zand  der  rivieren. — Kenteekenen  der goudlagen  in dó alluviale gronden.  
 Goud-wasscherijen  in  het  gebied  der  Kapoeas.  —   Kleine  mijnen  of  sang-sa’s  in  de  Chinesche  
 districten. —  Onderscheid  der  sang-sa’s  en  nams. —  Beschrijving  der  nams  in  de  nabijhejd  van  
 Montrado.  —   Opsporing  der  goudlaag. —   Toevoer  van  water.  —  TJitgraving  der  kuilen.  —  
 Geologische  gesteldheid  der  goudgronden.  —  Kettingpomp.  —   Reiniging  van  het  goud.  —  
 "Werktuigen  der  mijnarbeiders.  —  Levenswjjze  der  mijnarbeiders.  —  Debiet  van  opium. — 
 Kosten  en  winsten  der  kongsies  op  de  goudgraving. 
 V IERD E   HOOFDSTUK.  .          bl. 343. 
 De  zeerooverij  op  Borneo.  —   Oudheid  en  oorzaken  der  zeerooverij.  —   Middelen  door  de  
 O.  I .  Compagnie  gebezigd  om  de  zeerooverij  te   beteugelen.  —   Levenswijze  en  karakter  der  
 Orang-laut.  —  De  Boeginesche  vorst  Radja  Ali  hernieuwt  den  strijd  tegen  de  Compagnie  en  
 roept  de  hulp  der  Ilanons  in.  Aanvallen  der  Ilanons  op  Riouw  en  Banka.  —   Hunne  ver-  
 bindtenissen  met  de  vorsten  van  Borneo’s  Westkust.  —  Woonplaatsen,  vaartuigen  ,  togten  en 
 karakter  der  Ilanons.  —  Rooverijen  van  Broenei.  —  Zee-Dajaks  —   Rooverstations  aan  de 
 Zuid-  en  Oostkust. 
 VTJFDE  HOOFDSTUK...............................................................................bl.  358. 
 Regering  van  Sultan  Mohammed  Djamaloe’d*din  te Matan.  —  Panembahan  Koesoema-ning-  
 ra t  van  Simpang  door  zijn  zoon  Soeria-ning-rat  opgevolgd.  —  Mislukte  poging  to t  opbeuring  
 van  Sukkadana.  —-   He t  roovershoofd  Datoe  Tjamerang  vestigt  zieh  te  Sukkadana.  —   Roovers  
 van  groot-Karimata  onder  Batin  Galang. —  Roovers  van Kandawangan  onder  Oewan  Ismaïl. —  
 Rooverijen  van  den  Sultan  van  Matan  en  den  Panembahan  van  Simpang.  -—-  Sultan  Aboe  Bekr  
 Kamaloe’d-din  bestijgt  den  troon  van  Sambas.  —   Zijn  broeder  Pangeran  Anom  verbindt  zieh  
 met  de  Chinezen.  —  Yerzoening  der  beide  broeders.  —   Zeerooverijen  van  Pangeran  Anom. —-  
 De  Sultan  van  Pontianak  verdacht  van  met  de  zeeroovers  te  heulen.  —  Verval  van  den  handel  
 van  Pontianak.  —   Geldelijke  verlegenheid  van  Sultan  Abdoe’r-rahman. —  Zijn  dood  en  karakte 
 r.  —  Sjerief  Kasim  wordt  Sultan  van  Pontianak.  —  Herstel  van  het  oude  vorstengeslacht  
 van  Mampawa.  —   Staat  van  Pontianak  onder  Sultan  Kasim.  —   Zijne  inkomsten.  —  Zijn  
 karakter. —  Mislukte  aanslag  van  Pangeran  Anom  op  Mampawa.  —  Zijn  verbond  met  de  Ila nons. 
   —   Raffles  knoopt  betrekkingen  aan  met  den  Sultan  van  Pontianak  te r  gelegenheid  der  
 expeditie  naar  Java.  —   Nieuwe  rooverijen  van  Pangeran  Anom. —  Sambas  door  de  Engelschen  
 getuchtigd. —   Dood  van  den  Sultan  van  Sambas.  —  Pangeran  Anom  volgt  hem  op  als  Sultan  
 Mohammed  Ali  Tsafioe’d-din  —  Karakter  van  den  nieuwen  Sultan.  —   Treurige  toestand  van  
 Sambas  en  Pontianak.  —  Zending  van  den  heer  Bloem  naar  Borneo’s Westkust. —  Do  vorsten  
 roepen  de  bescherming  in  van  het  herstelde  Nederlandsch  gezag. 
 ALPHABETISCHE  LIJST  EN  VEBXLAEING 
 DER  VERKORTINGEN,  WAARMEDE  BOEKEN  EN  HANDSCHRIFTEN  IN  DE  
 NOTEN  ZIJN  AANGEHAALD. 
 A d am s .  A.  Adams,  Notes  from  a   Journal  of research  into  the  natural  history  
 of  the  countries  visited  during  the  voyage  of H. M.  Ship  Samarang.  
 Geplaatst  achter  Belchers  Narrative,  V.  I I ,  en  aldaar  p.  223— 532. 
 B e c k e r   P .  J.  F .  Becker,  Het  distrikt  Poelopetak,  Zuid-  en  Oostkust  
 van  Borneo.  Geplaatst  in  het  Indisch  Archief,  1849,  I ,  bl.  421—473. 
 D!t  stuk  is  gedeeltelijk  in  het  Engelsch  vertaald  en  ,  onder  den  titel  » th e   mythology of  
 the  Dyaks” ,  geplaatst  in  Journal  of  the  Indian  Archipelago  and  Eastern  A sia,  V.  IV   
 (1849),  p.  102— 114. 
 B e c k e k   R.  J .   F .   Becker,  Reis  van  Poelopetak  naar  de  binnenlanden  van  
 Borneo  längs  de  Kapoeas-rivier.  Geplaatst  in  het  Indisch  Archief,  1849,  
 I ,   bl.  318—330. 
 B e l c h e r .   Captain  Sir  Edward  Belcher,  R.  N .,  K.  C.  B . ,   Narrative  of  
 the  Voyage  of H. M.  Ship  Samarang,  during  the years  1843— 6. London,  
 1848.  2  Voll. 
 B l e c k m a n n .   G.  M.  Bleckmann,  Een  bezoek  van  de  steenkolenmijn  van  
 Pangaron.  Geplaatst  in  het  Natuurkundig  Tijdschrift  voor Nederlandsch  
 Indie,  Jaarg.  I   (1850),  bl.  319—340. 
 B l e e k e r   I—V I.  Dr.  P .  Bleeker,  Bijdragen  tot  de  kennis  der  Ichthyolo-  
 gische Fauna  van  Borneo.  Geplaatst  in  het Natuurkundig  Tijdschrift  van  
 N.  I .,  en  wel:  I.  Jaarg.  I ,  bl.  1—16 ,  161;  II.  Jaarg.  I ,   bl.  259—275;  
 TTT.  Jaarg.  I I ,  bl.  57—70;  IV.  Jaarg.  H ,  bl.  193—208;  V.  Jaarg. H ,  
 bl.  4 15—442;  VI.  Jaarg.  H I ,  bl.  407—442. 
 B l o e m   HS.  W .  Bloem,  Memorie  betrekking  hebbende  tot  eenige  huishou-  
 deiijke  zaken  op  de  differente  plaatsen,  gelegen  op  de  kust  van  Borneo.  
 Gedagteekend  van  12  Nov.  1818.  Onuitgegeven., 
 B l o e m a e r t .   Samuel  Bloemaert,  Discours  ende  ghelegentheyt  van  het  ey-  
 landt  Borneo  ende  ’tgene  daer  voorghevallen  is  int  Jaer  1609.  Geplaatst