
 
        
         
		zee  verheft  en  op  vele  uren  afstands  kan  gezieu  worden.  Majes-  
 tueus  verheft  zieh  de  tot  op  den  top  met  boomen  begroeide  p iek ,  
 die  den  schepen  ten  haken  verstrekt.  Lagere  spitsen  en  steile  
 rotswanden  van  honderden  voeten  hoogte  omgeven  h em ,  en  tus-  
 schen  deze  störten  zieh  omstuimige  bergstroomen  in  de  diepte.  
 Ten  Noorden  en  Westen  is  het  strand  gedeeltelijk  met  rotsen  om-  
 zoomd,  ten  Zuiden  en  Zuid-oosten  is  het  met  zand  bedekt.  Aan  
 den  voet  der  bergen  strekken  zieh  kleine  vlakten  uit,  die  voor  den  
 landbouw  uitnemend  geschikt  zijn  en  besproeid  worden  door  vijf  
 riviertjes,  aan  welke  voorheen  even  zoovele  kampongs  gelegen  wa-  
 ren.  Bij  Tandjong  Seroenei  aan  de  Zuid-oostzijde  lagen  Negerie  
 Batoe  en  Kampong  Seroenei.  De  eerste  werd  voormaals  door  de  
 oude  bevolking  des  eilands  bewoond,  die  zieh  als  autochthonen,  
 kinderen  van  de  piek  van  Karimata  en  uit  zijne  ingewanden  ge-  
 boren,  beschouwden,  Kampong  Seroewei  was  in  veel  later  tijd  door  
 vlugtelingen  van  bet  vorstelijk  buis  van  Siak  op  Sumatra’s  Oost-  
 kust  en  hunne  volgelingen  gesticht.  De  geschiedenis  dezer  zwer-  
 vers,  tot  wier  geslacbt  ook  Radja  Akil  behoort,  zal  ik  elders  ver-  
 halen.  Aan  de  Noordzijde  des  eilands  bevond  zieh  Kampong  Radja  
 aan.eene  rivier  van  denzelfden  naam,  die  60  ä  70  voet  breed  is  
 en  waar  praauwen  van  twee  tot  vier  kojangs  kunnen  binnenloo-  
 pen.  Een  vierde  kampong  stond  aan  de  Soengei  Bakon,  dus  ge*  
 noemd  naar  de  menigte  der  rbizophoren,  die  längs  hare  lage  oe-  
 vers  groeijen;  de  vijfde  negerie ,  Palembang  geheeten,  lag  aan  
 den  mond  der  Palembang-rivier,  die  van  het  Noorden  naar  het  
 Zuiden  vloeit,  op  verscheidene  plaatsen  wel  4   a  5  vademen  water  
 heeft  en  de  grootste  des  eilands  is.  Aan  hare  monding  is  zij  80  
 voet  breed,  en  de  groote  daarvöör  liggende  zandbank  gunt  bij  ebbe  
 nog  aan  praauwen  van  drie  kojangs,  en  bij  vloed  aan  vaartuigen  
 van  10  en  meer  kojangs  den  toegang.  Ter  linkerzijde  ligt  aan  de  
 invaart  eene  groote  zandvlakte,  de  geliefkoosde  verblijfplaats  Van  
 tallooze  schildpadden.  De  negerie  Palembang  bestond  in  1822  uit  
 een  tiental  armzalige  hutten.  Men  vond  er  echter  eenige  kokos-,  
 pinang,  en  andere  vruchtboomen,  in  beter  tijden  geplant,  en  zelfs  
 in  eenige  theeheesters  en  een  grooten  aarden  pot  van  6  vademen  
 omvang  en  2  vademen  diepte,  de  sporen  eener  kolonie  van  70  ä  
 80  Chinesche  huisgezinnen,  die  bier  omstreeks  het  begin  dezer  
 eeuw  gevestigd  moet  geweest  zijn,  doch  in  1808  naar  den  vasten  
 wal  van  Borneo  is  verhuisd.  De  vischvangst,  de  inzameling  van  vogelnestjes, 
   wa s,  karet  en  tripang,  en  de  bewerking  van  het  hier  
 in  overvloed  voorhandene  ijzer,  waren  vroeger  en  later  de  bestaan-  
 middelen  der  bevolking  x). 
 Soeroetoe  ligt  ten  Zuid-westen  van  Groot-Karimata  en  is  het  wes-  
 telijkste  eiland  der  geheele  groep.  Het  wordt  gevormd  door  onder-  
 scheidene  aaneengeschakelde  heuvels,  die  in  de  rigting  van  het  
 Oosten  naar  het  Westen  loopen  en  allen  tot  den  top  begroeid  zijn.  
 Aan  het  zuid-westelijke  strand  zijn  uitgestrekte  koraal-reven;  de  in-  
 woners  van  Koeboe  plegen  hier  koraal  af  te  halen,  om  er  kalk  van  
 te  branden,  die  met  de  sirih  gekaauwd  wordt.  Ook  vindt  men  
 hier  veel  roode  pijpkoraal,  die  de  Chinezen  veelal  opkoopen  en  in  
 bunne  geneesmiddelen  gebruiken.  De  zacht-glooijende  heuvels  en  
 door  vele  beekjes  besproeide  vlakten  van  Soeroetoe  zijn  uitnemend  
 voor  den  landbouw  geschikt.  Te  voren  waren  ook  op  dit  eiland  
 twee  kampongs,  van  welke  de  eene,  Negerie  Siak  geheeten,  door  de  
 reeds  vermelde  vlugtelingen  van  Siak  gebouwd  was  2). 
 Panoembangan  is  het  noordelijkste  der  Karimata-eilanden;  het  
 ligt  op  de  hoogte  van  den  hoek  Tandjong  Satei  en  is  van  den  vasten  
 wal  gescheiden  door  een  kanaal,  waarin  men  van  3  tot  5  vademen  
 water  heeft.  Het  eiland  bestaat  uit  een  berg  van  langwerpig  
 ronde  gedaante,  900  ä  1000  voet  hoog  en  geheel  met  boomen  begroeid. 
   Een  aanlal  beekjes,  die  van  dezen  berg  noord-oost-  en  
 noord-weslwaarts  afstroomen,  leveren  een  overvloed  van  goed  water  
 voor  de  schepelingen.  Vroeger  was  aan  den  Noord-oosthoek  eene  
 vrij  aanzienlijke  negerie,  later  werd  het  eiland  althans  van  tijd  tot  
 tijd  door  zeeroovers  bezocht;  doch  in  1822  was  het  geheel  onbe-  
 woond  3). 
 ä)  Gr. Muller,  bl.  2 2 4 , 365—368. 
 s)  G. Müller,  bl.  370, 371. 
 3)  G. Müller,  bl.  3 6 9 , 370.