
 
        
         
		(lat  veel  naar  het  blaffen  van  honden  gelijkt,  gepaard  met  het  een-  
 toonig  geluid  eener  soort  van  rotan  (de  rotan  semaboe)fdes  nachts  
 in  de  bosschen  een  onbeschrijfelijk  treurigen  indruk  geeft  'J4  
 De gemiddelde temperatuur  verschilt  in  de  bovenlanden,  bij  de  geringe  
 verheffing  van  het  terrein,  slechts  weinig  van  die  te  Ponti-  
 nak  2).  Te  Sekadouw  teekende  op  een  helderen  dag  in  October  de  
 thermometer  des  morgens  ten  6. ure  7S®,  des  namiddags  ten  2  ure  
 90°  cn  des  avonds  ten  8  ure  78®,  en  te  Sintang  op  een  regenach-  
 tigen  dag  in  November  74’°  ten  6  ure  ’s morgens,  88  ten  2  ure  
 na  den  middag,  en  77°  ten  8  ure  ’s avonds.  Het  weder  is  ook  hier  
 zeer  vochtig  en  ongestadig,  en  zelfs  in  het  zoogenaamde  drooge  jaar-  
 getijde  zijn  nevels,  regens  en  windvlagen  niets  zeldzaams.  In  den  
 west-moeson  heerschen  vele,  gewoonlijk  anderendaagsche  koortsen,  
 die  echter  doorgaans  niet  lang  aanhouden  3). 
 *)  Groll  aanteek.  op  van  Lijnden  N.  T .,  bl.  526. 
 a)  Zie  Inleiding,  bl.  IV. 
 8)  Van  Lijnden  N.  T .,  bl.  5 5 3 ,  554. 
 DERDE  HOOFDSTUK. 
 Verschillende  staten  längs  de  Kapoeas. —  Tajan.  — Meliouw.— Sangouw.—  
 De  Sekajam-rivieir.' —^  Oudheden  van  Sangouw.  —  Sekadouw.  —  Blitang.  —  
 Sepouw.  —  Sintang. —   De  boven-Melawi.  —  Pinoe.  —  De  beneden-Melawi. —  
 De  Katoengonw-rivier.  —  Silat.  -—  Soeheid. — Salimbouw. — Piassa. — Djong-  
 kong.  —  Boenoet.  —  De  Malo-rivier.  —  De  Madei-rivier.  —  Verdere  woon-  
 plaatsen  der  Parische  Dajaks.  —  Woonplaalsen  der  Manketans  en  Poenans.  —  
 (  iiitjiunl  itn ua 
 Wij  zullen  thans  eenige  oogenblikken  onze  aandacht  wijden  aan  
 de  verdgeling  van  het  stroomgebied  der  Kapoeas  in  vele  kleine  staten  
 ,  hetgeen  ons  tevens  de  gelegenheid  zal  verschaffen,  om  met  de  
 voornaamste  zijtakkeir  van  dezen  stroom  wat  nader  bekend  te  worden. 
   Tot  ver  in  het  Binnenland  zijn  aan  al  de  hoofdtakken  van  
 de  Kapoeas  Maleische  negerien  gebouwd,  doorgaans,  gelijk  ik  reeds  
 opmerkte,  aan  de  zamenvloeijing  met  dien  stroom  gelegen.  Zij  zijn,  
 ofschoon  uiterst  onbeduidend,  zoodat  de  kleinste  naauwelijks  tie n ,  
 de  grootste  niet  meer  dan  120  of  140  huizen  teilen  1)  ,  de  zetel  
 van  vorstjes,  d ie ,  hetzij  van  Maleische  of  Dajaksche  afkomst,  de  
 Mohammedaansche  godsdienst  althans  in  naam  belijden,  en  daarom  
 tot  het  heerschende  ras  gerekend  worden.  Nevens  de  hoofdplaats  
 bevatten  de  meeste  staten  nog  enkele  andere  Maleische  kampongs,  
 doch  die  zelden  meer  dan  6  öf  8  huizen  teilen.  Intusschen  zwaai-  
 jen  deze  vorsten  hunnen  schepter  ook  over  een  zekeren  omvang  van  
 wildernissen,  door  een  grooter  öf  kleiner  aantal  Dajaks  bewoond,  
 die  zij  hunne  overmagt  door  de  schromelijkste  afpersingen  doen  ge-  
 vöelen.  Bepaalde  grenzen  zijn,  om  reeds  vroeger  vermelde  redenen,  
 voor  deze  staten  niet  aan  te  wijzen. 
 Wanneer  men,  de  Kapoeas  opvarend,  het  gebied  van  Pontianak  
 verlaten  heeft,  kronkelt  die  stroom  tusschen  dat  van  Tajan  ter