
 
        
         
		vijftien  maanden  keerde  Dalton  te  Singapoera  terug,  waar  hij  niet  
 lang  daarna  overleed  1). 
 Ik  deed  hierboven  opinerken,  dat  sedert  182b  de  uitbreiding  
 van  ons  gezag  op  Borneo  niet  in  het  plan  der  regering  lag.  De  graaf  
 van  den Bosch  voerde  als Gouverneur-Generaal  bet  stelsel  in ,  dat  hij  
 later  als  Minister  van  Kolonien  handhaafde,  om  alle  krachten  tot  
 ontwikkeling  van  het  produktief  vermögen  van  Java  en  Sumatra  in  
 te  spannen  en  onze  overige  bezittingen  in  statu  quo  te  la ten ,  
 alle  uitgaven  daarvoor  afsnijdende,  die  niet  voor  de  handhaving  
 tan  ons  gezag  onvermijdelijk waren.  Tegen  het  gevaar,  dat  Engeland  
 van  onze  werkeloosheid  parti)  zou  trekken,  meende  men  door  het  
 traktaat  van  1824  gewaarborgd  te  zijn,  en  men  vleide  zieh  alzoo,  
 onbekommerd  het  tijdstip  te  kunnen  afwachten,  waarop  men  den  
 tijd  zou  vinden  om  na  te  denken,  wat  er  voor  Borneo  en  de  oost-  
 waarts  gelegene  eilanden  des  Archipels  te  doen  ware.  Of  zulk  eene  
 staatkunde  geene  ergerlijke  miskenning  onzer  roeping  op  de Indische  
 eilanden  was,  wil  ik  niet  onderzoeken.  Genoeg  dat  de  uitkomst  
 leerde,  op  welk  een  ijdelen  grond  de  verwachting  gebouwd  was,  dat  
 onze  Britsche  naburen  zieh  door  den  dezerzijds  veronderstelden  geest  
 en  de  dubbelzinnige  letter  van  het  traktaat  van  1824  zouden  laten  
 wederhouden,  om,  bij  de  vervulling  der  door  ons  verwaarloosde  
 pligten,  zieh  ook  de  regten  aan  te  matigen,  die  ons  onverschillig  
 schenen.  Reeds  kort  na  de  vestiging  van  Singapoera  ontstond  een  
 levendige  handel  tusschen  die  plaats  en  Serawak,  een  onder  Broe-  
 nei  behoorend  distrikt,  dat  aan  onze  bezittingen  op  de  Westkust  
 grenst  2),  terwijl  sedert  1834  ook  het  regtstreeksch  verkeer  tusschen  
 Broenei  en  Singapoera  begon  te  bloeijen  3).  Wij  zullen  elders  
 zien,  dat  dien  ten  gevolge  reeds  in  1831  het  sluiten  van  een  contract  
 met  den  Sultan  van  Broenei,  om  de  vestiging  van  vreemden  
 te  verhinderen,  een  punt  van  overweging  bij  de Hooge  Regering uit-  
 maakte,  en  dat  nog  in  1838  door  den  Assistent-resident  van  Sam- 
 *)  Earl, p.  329. 
 s)   Earl, p.  3 1 0 , 811. 
 8)   Earl, p.  3 1 6 , 317. 
 has  herhaalde  en  ernstige  vertoogen  tot  dat  einde  bij  het  tocnmalig  
 bestuur  van  Nederlandsch  Indie  werden  gedaan,  die  echter  in  den  
 wind  geslagen  en  zelfs  met  weerzin  ontvangen  werden.  Het  was  in  
 October  van hetzelfde  jaar  1 838,  dat  James  Brooke,  met  de  op  zijne  
 eigene  kosten  uitgeruste  en  bemande  schooner  Royalist,  Engeland  
 verliet  met  het  bepaalde  en  hem  wel  bewuste  doel,  om  Borneo  te  
 gaan  openen  voor  christelijke  beschaving  en  den  grond  te  leggen  
 voor  de  verspreiding  en  toepassing  der  beginselen  van  Sir  Thomas  
 Stamford  Raffles  door  den  geheelen  Indischen  Archipel  1).  Serawak  
 was  al  dadelijk  de  plaats,  waarop  Brooke  zijne  aandacht  vestigde.  
 Hij  handelde  met  evenveel  stoutmoedigheid  als  beradenheid,  en  ten  
 gevolge  van  belangrijke  diensten,  in  het  onderdrukken  van  binnen-  
 landsche  oneenigheden,  aan  Radja  Moeda  Hassim,  oom  en  zaakge-  
 lastigde  van  den  Sultan  van  Broenei  bewezen,  zag  hij  zieh  den  24sten  
 September  1841  met  het  hoogste  gezag  in  het  distrikt  Serawak  be-  
 kleed  en  in  staat  gesteld  aan  zijne  grootsche  plannen  te  arbeiden  2).  
 Deze  gebeurtenis  leide  den  grond  tot  den  invloed,  dien  zieh  thans de  
 Engelschen op  Borneo’s Noord-westkust verworven  hebben,  en  die ten  
 minste  gelijk  staat  met  dien,  welken  het  Nederlandsch  Gouvernement  
 längs  de meeste  overige  kustlanden  van  dit  uitgestrekte  eiland  
 oefent.  Orde,  veiligheid  en  een  geregeld  bestuur  werden  te  Serawak  
 ingevoerd,  en  weldra nam Radja  Brooke,  in  vereeniging met  de  En-  
 gelsche  marine,  in  deze  wateren  gestationeerd,  geduchte  maatregelen  
 tegen  de  roofstammen  van  Seribas  en  Sekarran,.  die  door  hunne  
 gruwelen  de  gansche  kust  verpestten  3). 
 In  Engeland  werd  de  belangstelling  in  Brooke’s  onderneming  
 vooral  door  de  berigten  Van  rijke  steenkolenlagen  längs  Borneo’s  
 Noordkust  en  op  de  naburige  eilanden  gewekt  4),  en  de  Radja  vatte 
 *)  St.  John,  I I ,  p.  2 2 6 ,  2 2 7 ,  Keppell  D.,  I ,   p.  3— 8 ,   Mundy,  I ,   p.  
 5,  Gregory  B .,  bl.  5 9 ,  60. 
 s)  St.  John,  p.  2 5 3 ,  Keppell  D.,  I ,   p.  2 5 1 ,  Mundy,  I ,   p.  271. 
 8)  St.  John,  I I ,  p.  279—2 8 2 ,  289—293,  Keppell  D .,  I I ,  p.  40—72,  
 83— 121,'  Belcher,  I ,   p.  149— 1 5 3 ,  Mundy,  I ,   p.  3 7 9 ,  Gregory  R .,  
 bl.  303,  B .,  bl.  61— 73. 
 *)  Zie  over  die kolenlagen  Belcher,  I ,  p.  6 0 ,  177— 179,  1 8 1 ,  I I ,  p.  156 ,  
 157, Keppell D., II, p. 84, Mundy, I, p. 383, II, p.  2 3 ,1 7 6 ,3  46— 3 5 0 ,39 0—394.