
 
        
         
		het  op  de  vroegere  rustte,  weder  eenige  bepalingen  werden  toege-  
 voegd  tot  uitbreiding  van  den  invloed  des  Gouvernements  en  om  
 de  mindere  klassen  aan  de  verdrukking  der  hoofden  te  onttrekken.  
 De  landen,  volgens  het  contract  van  1823  aan  het  Nederlandsch  
 Gouvernement afgestaan,  bestonden,  behalve  de  afzonderlijke  staten,  
 die  zieh  sedert  lang  aan  het  oppergezag  van  Banjer-massin  onttrok-  
 ken  hadden,  uit  het  eiland  Tatas,  door  een  arm  der  Barito-rivier ge-  
 vormd,  enwaaropde  oude  hoofdstad des rijks,  Banjer-massin  of,  we-  
 gens  de  aldaar  aanwezige  faktorij  of  löge,  Kampong-Lodji  genaamd,'  
 met het  kleine  fort Tatas,  is  gelegen;  verder  een deel  van het zuid-oos-  
 telijk  schiereiland  Tanah-laut,  onder den naam van  Tabenio  of  Taboe-  
 niouw  bekend,  en  het  eiland  Laut  aan  de Oostkust, terwijl  het  overig  
 deel  van Tanah-laut,  het  eiland Bekoempei,  de groote  en  kleine Dajak  
 en  de  Doeson  door  het  Gouvernement  en  den  Sultan  gezamenlijk  
 werden  beheerd.  De  heer  Halewijn  verwierf  van  Sultan  Adam,  dat  
 ook  deze  gewesten  in  vollen  eigendom  aan  het  Nederlandsch  Gouvernement  
 werden  afgestaan,  zoodat thans  de  nog  overige  distrikten,  
 *  onder  den naam  van  de Yorstenlanden  bekend,  en het volkrijkste deel  
 des  rijks  bevattende,  van  alle  kanten,  behalve  aan  de  Oostzijde,  
 door  de  Gouvernements-landen,  grootendeels  woeste  en  siecht  be-  
 volkte  streken,  zijn  ingesloten.  Intusschen  is  de  Sultan  ook  in  zijne  
 eigene  landen  geenszins  onafhankelijk,  daar  reeds  de  vroegere  con-  
 tracten  zijn  gezag  en  zijne  willekeur  in  vele  opzigten  beperkten,  
 en  bij  de  nieuwe  overeenkomst  ook  de  magt  van  den  Rijksbestuur-  
 der  of Mangkoe-boemi,  die  door  het Gouvernement  bezoldigd  wordt,  
 duidelijk  werd  omschreven.  Op  de  Zuidpunt  van  Tatas  ligt  de  in  
 1819  gebouwde  schans  van  Tuyl,  waar  een  Nederlandsch  posthou-  
 der  is  gevestigd.  Een  ander  fort,  eveneens  met  een  posthouder,  
 bestond  sedert  eenigen  tijd  te  Tabenio;  en  door  beiden  te  zamen  
 worden  de  communicatien  met  Martapoera,  het  gewone  verblijf  
 der  Sultans,  zoowel  te  land  als  te  water,  beheerscht.  Bij  deze  
 posten  voegde  thans  de  heer  Halewijn  een  nieuwen  te  Marabahan,  
 waar,  aan  de  zamenvloeijing  der  rivier  Nagara  met  de  Barito,  een  
 fort  werd  gebouwd,  hetwelk  de  vaart  naar  de  binnenlandsche  djstrikten  
 van  het  Sultans-gebied  bestrijkt  1).  »Banjer-massin,”  zoo  
 sprak  de  Gouverneur-Generaal  van  der  Capellen  in  zijne  den  l 8ten  
 Januarij  1 826,  bij  de  nederlegging  des  bewinds,  gehouden  af-  
 scheidsrede,  »bevindt  zieh  in  den  meest  rüstigen  staat.  De  handel  
 »bloeit,  de  peperteelt  begint  zieh  te  hersteilen,  de  nieuw  verkozen  
 » Sultan toont  goeden wil  en gehechtheid aan  het  Gouvernement.  De  
 »jongste  traktaten  bepalen  zijne  verhouding  tot  ons  en  verzekeren  
 »hem  en  den  zijnen  hunne  voordeelen.  Ondër  een  goed  bestuur  is  
 »deze  bezitting  belangrijk  en  zal  het  nog  meer  worden”  2). 
 Inmiddels  was  ook  het  aanknoopen  van  betrekkingen  met  de  
 Oostkust-staten  niet  verwaarloosd.  De  afstand  dezer  gewesten  door  
 Banjer-massin  had  op  zieh  zelven  niet  veel  te  beteekenen,  daar  zij  
 het  oppergezag  van  dat  rijk  niet  erkenden,  en  het  bleef  dus  noo-  
 dig  regtstreeks  met  hen  te  onderhandelen.  In  Mei  1825  vertrok  
 daarom  de Heer George  Muller  met  eene  roeikanon neerboot  van  Soe-  
 rabaja,  met  last  om  de  Oostkust  op  te  nemen,  en  met  de  vorsten,  
 inzonderheid  met den magtigsten  hunner,  dien  van  Koetei,  een  contract  
 te  sluiten.  Na  zieh  lang  met  het  opnemen  der  kust  en  aan-  
 grenzende  eilanden  bezig  gehouden,  en  ook  Passir,  doch  zonder  
 vrucht,  bezocht  te  hebben,  bereikte  hij  den  2 äeu  Augustus  Tonga-  
 rong,  de  hoofdplaats  des  Sultans  van  Koetei.  Hij  slaagde  hier  bui-  
 ten  verwachting  in  zijne  onderhandelingen,  en  verwierf van  den  
 Sultan  de  erkenning  van  het  oppergezag  des  Nederlandschen  Gouvernements  
 ,  van  hetwelk  hij  zieh  getroostte  zijne  eigene  staten  als  
 leen  aan  te  nemen,  en  aan  hetwelk  hij  tegen  eene  vaste  jaarwedde  
 de  inning  aller  belastingen  overdroeg  3).  Het  schijnt  echter,  dat  
 de  Sultan  weldra  berouw  gevoelde over  dezen  stap,  en  dat de moord,  
 niet  lang  daarna  aan  Muller  in  de  binnenlanden  van  Borneo  ge- 
 ')  Halewijn  B . ,  bl.  1 9 9 ,  2 0 0 ,  Sal.  Maller,  bl.  3 3 4 ,  3 3 7 ,  van  Capellen  
 Mon.,  p.  1 6 7 ,  1 6 8 ,  van  de  Velde,  bl.  67, 
 s)  Mijer  1826,  bl.  188. 
 s)  Blume,  bl.  165,  166,  Schwaner  T.  N.  I.,  bl.  139,  1 4 0 ,  E.  Muller,  
 bl.  1 8 7 ,  1 9 0 ,  Dalton,  p.  63.  —  Temminck,  p.  188,  spreekt  zeer  losweg  
 van  vroegere  contracten  met  Koetei,  doch  schijnt  inderdaad  niet  anders  te  
 bedoelen  dan  de  contracten  met  Banjer-massin,  waarbij  Koetei  aan het  Nederlandsch  
 bestuur  werd  afgestaan.