
 
        
         
		EERSTE  HOOFDSTUK. 
 Eigenaardig  karakter  van  Borneo’s  Geschiedenis  door  den  strijd  en  de  wrij-  
 ving  van  kolonisten  van  verschillende  natien.  —  De  Chinescke  pelgrim  Fa-  
 Hien  bezoekt  den  Archipel  in.  414.  —   Verkecr  der  Chinezen  met  Pba-la  
 (Pappal?)  op  Borneo’s  Noordkust  in  de  zevende  eeuw.  —  Gczantscbappen  van  
 Java  naar  China  in  de  liende  en  elfde  eeuw.  —  Berigten  van  Marco  Polo  
 omtrent  bet  handelsverkeer  der  Chinezen  met  den  Archipel  in   de  dertiende  
 eeuw. —  Expeditie  onder  Koeblai-Khan  naar  den  Indischen  Archipel.  —  Chine-  
 sehe  berigten  aangaande  Pha-la  tijdens  de  Ming-dynastie.  —  Chinesche  berigten  
 aangaande  Broenei.  —  Inlandsche  overleveringen  betreffende  de  vestiging  
 van  Chinezen  op  Borneo’s  Noordkust.  —  Handelsverkeer  der  Chinezen  met  
 Borneo  in   de  XYIde,  XVIIde  en  XVIIIde  eeuw.  —  Oorsprong  der  Chinesche  
 kolonien  op  de  Westkust.  —  Geschillen  over  de  grensscheiding  tusschen  Mam-  
 paw a  en  Sambas. —   Toenemende magt  der  Chinezen.  —  Voorwaarden  h u n n e r  
 toelating  in  h e t  rijk   van  Sambas.  —   Moord  der  Dajaks.  —  Gedeeltelijkc  ver-  
 huizing  der  Chinezen  naar  Mandor.  —  Staat  der  Chinesche  kolonien  op  Borneo’s  
 Westkust;  tijdens  de  opheffing  van  de  kantoren  der  0 .  I.  Compagnie. 
 Slechts  bij  de  beschaafde  volken,  vooral  bij  die,  welke  langen  
 tijd  in  het  genot  zijn  geweest  van  politieke  vrijheid,  openbaart  
 zieh  scherp  geteekende  individualiteit,  en  die  worsteling  van  talen-  
 ten  en  meeningen,  die  aan  de  geschiedenis  belangrijkheid  geeft.  
 Naarmate  de  volken  lager  staan  op  de  ladder  der  beschaving,  is  
 hunne  historie  meer  die  der massa’s  en  treden  de  individu’s op den  
 achtergrond;  bij  hen,  die  de  allerlaagste  plaats innemen,  lost de geschiedenis  
 zieh  op in  ethnographie,  dewijl de  pen des  geschiedschrij-  
 vers  slechts  toestanden  heeft  te  teekenen,  waarin  zieh  noch  strijd  
 noch  ontwikkeling  openbaart,  slechts  feiten  heeft  te vermelden,  die  
 van  geslacht  tot  geslacht  in  denzelfden  vorm  herhaald  worden,  en  
 de  opsomming  schuwt  van  de  dorre  namen  van  vorsten  en  hoof-  
 den,  aan  wier  beeid  zij  geen  eigenaardig  en  sprekend  karakter  te  
 geven  weet.  Zoo  hebben  ook  op  Borneo  de  Dajaks  geene  eigene