
 
        
         
		werd.  De  Landaksche  prins  had  de  grootste  moeite  om  te  verhinderen  
 ,  dat  de  Sultan  zieh  in  persoon  van  den  steen  meester  
 maakte,  naar  welks  bezit  hij  zoozeer  verlangde,  en  de  voorwaarde  
 door  te  drijven,  dat  alleen  zijne  vrouw  de  bewaarster  van  den  diamant  
 wezen  zou.  Eindelijk  berustte  de  Sultan  in  dien  eisch  ,  
 en  de  prinses  droeg  drie  jaren  lang  den  schat,  in  een  gordel  ge-  
 wikkeld,  om  het  lijf;  in  dien  tijd  moet  hij  door  de  Roy  gezien  
 zijn.  Doch  de  Landaksche  prins  vond  op  den  duur  noch  in  zijne  
 gemelijke  en  onbevallige  echtgenoot,  noch  in  het  leven  te  Sukkadana  
 behagen.  Nadat  hij  in  stilte  de  noodige  toebereidselen  tot  
 zijne  vlugt  gemaakt  had,  ontfutselde  hij  den  diamant  aan  zijne  
 vrouw,  terwijl  zij  sliep,  en  stak  met  eene  praauw  in  zee.  Na  
 eenig  omzwerven  kwam  hij  in  Landak  terug,  waar  hij  zijnen  broe-  
 der  te  welkomer  was,  daar  hij  hem  ook  zijnen  diamant  terug  
 b ra g t,  ofschoon  het  bezit  na  het  gebeurde  van  verdubbeld  gevaar  
 zwanger  ging.  De  Sultan  van  Sukkadana  toch  achtte  zieh  zwaar  
 gehoond  en  zwoer  geduchte  wraak. 
 Terwijl  op  den  Hari  Moeloed,  den  geboortedag  van  Mohammed,  
 de  bewoners  van  Monggo  in  de  missighit  vereenigd  waren,  ontdek-  
 ten  eenige  lieden  onverwachts  eene  menigte  oorlogspraauwen,  die  
 reeds  digt  tot  de  negerie  genaderd  waren,  en  eer  de  bevolking  de  
 wapenen  kon  aangorden,  deed  de  oorlogskreet  der  aanvallers,  ge-  
 paard  met  het  geluid  van  trom  en  bekken,  trompet  en  Huit,  de  
 lucht  weêrgalmen.  Met  de  bloote  klewang  in  de  hand  vielen  die  
 van  Landak  op  hunne  weerlooze  vijanden  aan;  al  wie  vlugten  kon  
 vlood met  den  Yorst naar  de bosschen,  wie  achter  bleef  werd  zonder  
 mededoogen  neêrgehouwen.  Eindelijk  bestormden  die  van  Sukkadana  
 den  dalem,  dien  zij  na  een  hevigen  tegenstand,  door  den  Kiai  
 Djaga  di  Laga  en  zijnen  zoon  geboden,  over  hunne  lijken  binnen-  
 drongen.  Aile  kisten  en  kästen  werden  opengebroken,  vernield  en  
 geplunderd,  tot  ten  laatste  een  der  hoofden  den  diamant  ontdekte  
 in  een  kistje,  aan  het  hoofdeinde  der  vorstelijke  slaapstede  geplaatst.  
 Eene  afzigtelijk  grijnzende  en  wild rondstarende  vrouw,  die  de  han-  
 den  krampachtig  aan  de  ijzeren  handvatten  van  het  kistje  geslagen  
 had,  moest  met  geweld  verwijderd  worden.  Het  was  de  vrouw  van  
 Kiai  Djaga  di  Laga,  die  bij  de eerste ontdekking van den diamant  van  
 vreugde  en  verbazing  het  verstand  had  verloren.  Toen  den  volgen-  
 den  dag  die  van  Sukkadana,  na  Monggo  tot  den  grond  te  hebben  
 afgebrand,  zieh  met  den  kostbaren  huit  wilden  verwijderen,  sprong 
 de  krankzinnige  vrouw  in  de  rivier,  zwom  met  bovenmenschelijke  
 kracht  door  de  branding  eener  riam  heen,  en  bereikte  de  praauw,  
 waarin  zieh  het  hoofd  bevond,  dat  den  vorigen  dag  den  diamant  
 gevonden  had.  Met  handen  en  tanden  klemde  zij  zieh  aan  het  
 läge  boord,  en  terwijl  het  hoofd  hare  ijzervaste  greep  poogde  los  
 te  wringen," bragt  zij  hem  eensklaps  met  een  badei  of  kleinen  pon-  
 jaard,  dien  zij  in  hären  gordel  verborgen  h ad ,  een  steek  in  de  
 borst  toe,  die  hem  over  boord  deed  tuimelen.  Te  gelijker  tijd  
 schier  ontving  zij  zelve  een  klewang-houw  over  het  hoofd,  en  terwijl  
 zij  zieh  aan  de  sarong  van  hären  gewonden  vijand  vastklemde;  
 zonk  zij  met  hem  in  de  diepte:  hunne  lijken  werden  nimmer  weder-  
 gevonden  1).  De  verwoesting  van  Monggo  had  plaats  in  1698. 
 Wanneer  nu  de  overlevering  op  dit  verhaal  laat  volgen,  dat  de  
 Pangeran  van  Landak,  om  zieh  op  Sukkadana  te  wreken,  twee  zij*  
 ner  rijksgrooten  of  penggawa’s  als  gezanten  naar  Bantam  op  Java  
 zond,  ten  einde  den  bijstand  des  Sultans  van  dat  rijk  tot  tuchti-  
 ging  van  den  overmoed  van  Sukkadana  te  wreken,  waartegen  hij  
 hem  aanbood  zijne  Suprematie  te  erkennen,  terwijl  een  geschenk  
 van  twee  schoone  diamanten,  waaronder  een  van  34  karaat,  als  
 lokaas  moest  strekken  2) ,  dan  plaatst  zij  ons  met  een  geleidelij-  
 ken  overgang  op  vasten  historischen  bodem;  want  dat  werkelijk  
 in  4698  de  Sultan  van  Bantam  het  voornemen  opvatte  tot  eene  
 expeditie  tegen  Sukkadana,  en  dit  het  volgende  jaar  met  den  
 bijstand  der  Oost-Indische  Compagnie  werkelijk  volvoerde,  Staat  
 door  het  omstandig  verhaal  bij  Valentijn  vast.  Slechts  weet  de  
 Nederlandsche  geschiedschrijver  niets  van  den  diamant  als  aanlei-  
 ding  tot  dezen  krijg;  doch  wat  hij  zelf  als  de  aanleiding  opgeeft  
 is  zoo  onbestaanbaar,  dat  ik  niet  aarzel  aan  het  inlandsch  verhaal  
 de  voorkeur  te  schenken  3). 
 ‘)  Ritter,  bl.  170—175.  Ik  heb  echter  eenigen  twijfel  of  het  verhaal  
 van  de  krankzinnige  vrouw  niet  een  bijvoegsel  van  den  schrijver  is ,  mis-  
 schien  gevolgd  naar  een  dergelijk  verhaal  betreffende  den  vinder  van  een  
 ■diamant,  in  het  bezit  des  Sultans  van  Banjer-massin,  waarvan  boven,  bl.  
 8 1 ,  met  een  woord  is  gewaagd. 
 s)  Ritter,  bl.  175— 178.  Op  dit  punt  komt  ook  Gronovius,  bl.  3 4 0 ,  
 vrij  wel  met  Ritter  overeen. 
 3)  Yalentijn  zwijgt  geheel  over  deze  gebeurtenis  in  zijne  beschrijving  
 van  Borneo,  maar  vermeldt  ze  in  de  beschrijving  van  Bantam,  I V ,  I ,  
 bl.  227.  Dubois  ,  Vies  des  Gouverneurs,  p.  245 ,  geeft  eenvoudig  een  
 uittreksel  uit  Valentijn,  en  zoo  ook  van  Kämpen  I I ,  bl.  266.  Valentijn  
 doet  het  voorkomen,  als  wäre  Sukkadana  eene  bezitting  des  Sultans  van