
 
        
         
		Wij  zullen  de  moeijelijke  en  bet wiste  vragen  onbeantwoord  laten,  
 of  Borneo  al  dan  niet  meerdere  soorten  van  orang-hoetans  oplevert,  
 en  of  die  van  Borneo  al  dan  niet  van  die  van  Sumatra  verschil-  
 len  i).  Onder  de  overige  apen  vermelden  wij  den  langarmigen  wou-  
 wou  ,  die  tot  de  gibbons  behoort;  den  broh  of  Lampongschen  
 aap  (innuus  nemestrinus),  die  tarn  gemaakt  en  tot  bet  plukken  
 der  kokosnoten  wordt  afgerigt  3) ;  vijf  soorten  van  slank-apen  of  
 semnopitheci,  waaronder  de  bekende  neusaap,  de  bintangan  der  in-  
 boorlingen,  een  tweede  soort  met  eene  kol  voor  den  k o p ,  de  ge-  
 kuifde,  zijnde  eene  verscheidenheid  van  den  bekenden  loetong,  de  
 roodachtige  en  de  goud-zwarte,  welke  soorten  alleen  aan  Borneo  
 eigen  zijn  4) ;  eindelijk  den  stenops  tardigradus,  d ie ,  alleen  des  
 nachts  uitgaande,  door  zijne  groote  oogen  de  bijgeloovige  vrees  der  
 inwoners  wekt  5).  De  bevolking  van  Borneo’s  binnenlanden  voert  
 tegen  de  leden  van  het  vierhändig  geslacht  een  aanhoudenden  krijg,  
 omdat  zij  bare  rijstvelden  benadeelen ,  en  hun  vleesch  als  voedsel  
 genuttigd  wordt.  Een  der  merkwaardigste  dieren  des  eilands is verder  
 de  potamophilus  barbatus,  die  het  midden  houdt  tusschen  den  visch-  
 otter  en  de  civetkat,  en  gekenmerkt  wordt  door  een  digt,  wollig  
 h air,  vermengd  met  langer  dat  in  stevige  punten  uitloopt,  door  een 
 *)  Adams  p.  485  z e g t,  dat  de  heer  Brooke  zieh  van  het  bestaan  van  
 drie  soorten  van  orang-hoetans  op  Borneo  overtuigd  beeilt,  t.  w.  van  de  
 simia  Wurmbii  of  mias  pappan,  de  simia  morio  of mias  kassar,  en  de  
 mias  rambi,  die  hij  voor  de  simia  Abelii  o f  eene  vierde  soort  houdt;  en  
 dat  hij  bovendien  het  bestaan  van  den  Sumatraanschen  orang-hoetan  op  
 Borneo  geenszins  onmogelijk  acht.  Schlegel  en  Müller  beweren  in  hunne  
 Bijdrage  over  den  orang-hoetan,  Verhandelingen,  afd.  Zoologie,  bl.  8 ,  
 dat  men,  naar  den  tegenwoordigen  Staat  onzer  kennis,  niet  meer  dan  ddne  
 soort  van  orang-hoetan  mag  aannemen,  en  de  waargenomen  verscheiden-  
 heden  waarschijnlijk  slechts  individueel  zijn.  Be  boven  gegeven  optelling  
 van  Maleische  namen,  althans  voor  drie  soorten,  schijnt  tegen  dit gevoelen  
 te  pleiten. 
 2)  Hylobates  concolor,  bij  de  inboorlingen  van  Borneo  kalampiouw.  Zie  
 van  Lijnden  N.  T . ,  bl.  504. 
 ’)  Sal.  Müller,  Over  de  zoogdieren  van  den  Ind.  Archip.,  bl.  1 7 ,  18. 
 *)  Semnopithecus  nasicus,  frontatus,  cristatus,  rubicundus  en  chryso-  
 melas.  Afbeeldingen  der  tweede  en  beide  laatste  soorten  zijn  gevoegd  bij  
 het  Monographisch  overzigt  der  semnopitheci  van  Müller  en  Schlegel,  in  
 de  Verhandelingen,  Zoologie,  bl.  57— 83. 
 s)  Sal.  Müller,  Over  de  zoogdieren  van  den  Ind.  Archipel,  bl.  18. 
 breeden  snuit  en  door  borstels  van  buitengewone  lengte. op  bovenlip  
 en  wangen  en  boven  het  oog  L).  Eene  fraaije  civetkat,  die  men  vi-  
 verra  Boiei  heeft  genoemd,  is ,  zooveel  men  weet,  alleen  aan  Borneo  
 eigen  2) ;  doch  den  kleinen  Maleischen  bee r,  die  zieh  gaarne  met  
 kokosnoten,  honig  en  suikerriet  voedt,  heeft  het  met  Sumatra  en  
 Malakka  gemeen  3).  In  de  bergachtige  streken  des  eilands  vindt  
 men  eene  soort  van  tijger,  van  middelmatige  grootte  en  met  lange  
 strepen  (felis  macrocelis),  welks  huid  zieh  de  inboorlingen  als  oor*  
 logskleed  omhangen;  de  panther  en  koningstijger  zijn  tot  dusverre  
 op  Borneo  niet  gevonden,  doch  Adams  meent,  dat  de  scherpe  
 tanden,  die  de  Orang-Segai,  een  volksstam  uit  de  binnenlanden  
 aan  de  Berouw-rivier,  in  het  oor  dragen,  aan  eene  grootere  tijger-  
 soort  dan  de  felis  macrocelis  behooren  4).  Onder  de  velerlei  eek-  
 horens  merkt  men  den  sciurus  laticaudatus  o p ,  eene  van  elders  
 nog  niet  bekende  soort,  inet  langen  kop  en  breeden  staart  5) ;  onder  
 de  egels  de  hystrix  fasciculata  (landak),  welker  vleesch  voor  
 de  inboorlingen  eene  gezöchte  lekkernij  is ,  terwijl  zij  dit  dier  
 voor  het  eenige  houden,  dat  ongestraft  de  vrucht  van  de  ipoe  kan  
 nuttigen,  uit  welker  sap  het  doodelijk  vergif  wordt  bereid,  waarin  
 de  bewoners  der  binnenlanden  hunne  pijlen  doopen  6).  Behalve  de  
 drie  reeds  vroeger  bekende  soorten  van  tupajae  —  kleine  insek-  
 ten-vretende  dieren,  die  zieh  door  eene  argelooze  vrolijkheid  en  de  
 potsierlijkste  sprongen  onderscheiden  —  bevat  Borneo  nog  eene  
 nieuwe soort,  de  hylogale  murina  7).  Onder de  talrijke vledermuizen,  
 die  men  in  de  avondschemering  ziet  rondfladderen,  komt  Pteropus 
 *)  Zie  de  beschrijving  en  afbeelding  door  Schlegel  en  Müller,  Verh.,  t.  
 a.  p .,  bl.  115— 120. 
 a)  Ook  dit  dier  is  beschreven  en  afgebeeld  door  Schlegel  en  Müller,  
 t.  a.  p . ,  bl.  121— 127. 
 s)  Vgl.  Temminck,  I I ,   p.  8 6 ,  Sal.  Müller,  Over  de  zoogdieren  van  
 den  Ind.  Archipel,  bl.  13. 
 *)  Adams,  p.  485. 
 e)  Müller  en  Schlegel,  Verh.,  t.  a.  p .,  bl.  100. 
 a)  Sol.  Müller,  Over  de  zoogdieren  van  den  Ind.  Archip.  bl.  3 6 ,  37. 
 7)  Sal.  Müller,  t.  a.  p.,  bl.  25 ,  Müller  en  Schlegel,  Over  het  geslacht  
 hylogalea,  bl.  159— 168.  Do  drie  reeds  vroeger  bekende  soorten  zijn  hylogale  
 Javanica,  ferruginea  en  tana.