
 
        
         
		ner  Koningin  geschonken  1),  waren  zeker  aan  geen  onwaardige  ten  
 desl  gevallen.  Intusschen  zou,  naar  menschelijke  berekening,  a!  
 zijne  stoutmoedigheid  en  ondernemingszucht  hem  van geen  nut  zijn  
 geweest,  zonder  de  onverschilligheid,  waarmede  het  Nederlandsch  
 Indisch  Gouvernement  de  open ingen  van  den  Resident  van  Sambas  
 had  ontvangen.  Nog  zeer  kort  vôôr  de  komst  van  Brooke  te  Serawak  
 ,  hadden  de  hoofden  van  dat  gewest,  uithoofde  der  bestaande  
 verwikkelingen,  afgevaardigden  naar  Sambas  gezonden,  met  het aan-  
 bod  om  zieh  onder  de  bescherming  van  het  Nederlandsch  Gouvernement  
 te  stellen  2).  Het  heeft  ons  dus  niet  aan  de  roeping  ont-  
 broken,  om  de  taak  tot  bevrediging  van  dat  gewest  en  vervanging  
 van  het  verderfelijke  regeringsstelsel  der  Maleijers  door  de  zegenin-  
 gen  van  een  geordend  bestuur,  sedert  door  Brooke  zoo  schitterend  
 vervuld,  op  ons  te  nemen.  Wij  zullen  elders  zien,  op  wat  gronden  
 die  voorstellen  werden  afgewezen;  ik  merk  hier  alleen  op,  dat  wij  
 met  meer  regt  op  de  romaneske,  maar  voor  Borneo  zegenrijke  po-  
 gingen  van  Radja  Brooke  zouden  smalen,  indien  wij  onze  eigene  
 pligten  op  dit  groote  eiland  beter  vervuld  hadden. 
 Als  Gouverneur  van  Laboean  in  1848  naar  Borneo  teruggekeerd,  
 heeft  Sir  James  echter  niet  opgehouden  zijne  zorgen  te  wijden  aan  
 de  belangen  van  Serawak,  waar  de  handel  bloeit,  de  bevolking met  
 Verbazende  snelheid  aanwast,  kerken,  zendelingsposten,  scholen  en  
 hospitalen  gesticht  zijn,  en  regt  en  geregtigheid  gehandhaafd  worden  
 3).  Minder  snel  is  de  vooruitgang  van  Laboean,  ten  gevolge  
 van  velerlei  tegenwerking  van  den  kant  van  het  Hof  van  Broenei  
 ondervonden,  van  de  nog  steeds  voortdurende  verwoestingen  der zee-  
 roovers,  en  van  een  (voorzeker  zeldzaam !)  gebrek  aan  ijver  van  de  
 zijde  der  Britsche kapitalisten,  om de steenkolen-mijnen, de voorname 
 ■I  St.  John,  I I ,   p.  3 0 1 ,  Mundy,  I I ,  p.  3 6 7 ,  372—3 7 5 ,  Keppell  
 M.,  I ,   p.  1 , 8 . 
 s)  Rochussen,  bl.  2 9 ,  T.  v.  N.  I .,  1 8 4 9 ,  I ,   bl.  74.  
 s)  Zie  het  schitterend  tafereel  bij  Keppell'M.,  I I ,  p.  1— 4 6 ,  en  bij  
 St.  John,  I I ,  p.  3 44— 348.  De  bevolking  van  het  distrikt  is  in  de  negen  
 jaren  van  Brooke’s  bestuur  van  8000  tot  50,000  geklommen.  Keppell,  
 t.  a.  p .,  p.  33.  . 
 bron  van  zijnen  rijkdom,  te  ontginnen  1).  De  verdelgingskrijg  
 in  1849  door  Sir  James  tegen  de  roovers  van  Seribas  en  Se-  
 karran  gevoerd  2) ,  heeft  hem  zoo  in  als  buiten  het  Parlement  
 aan  de  beschuldiging  van  onnoodige  en  meêdoogenlooze  wreedheid  
 blootgesteld,  doch  de  voorstellen  van  den  heer  Hume  in  het  La-  
 gerhuis  zijn  herhaaldelijk  met  groote  meerderheid  afgewezen,  de  
 pers  en  het  publiek  hebben  schier  algemeen  ten  voordeele  van  den  
 Radja  van  Serawak  beslist,  en  de  ontvangst,  hem  bij  zijn  tweede  
 bezoek  in  Engeland  in  1852  ten  deel  gevallen,  deed  niet  onder  
 voor  die,  welke  hem  in  1847  bereid  was  â).  Het  is  misschien  
 de  meest  afdoende  verdediging  van  den  heer  Brooke  en  zijne  me-  
 destanders,  dat  gedurende  zijne  tweede  afwezigheid  de  roovers  van  
 Seribas  en  Sekarran,  gebruik  makende  van  de  mindere  waakzaam-  
 heid  der  Engelschen,  ten  gevolge  van  den  tegenstand  aan  Brooke’s  
 strenge  maatregelen  tegen  de  zeerooverij  geboden,  hunne  stroop-  
 togten  hervat,  en  zieh  daardoor  het  vonnis  hunner  geheele  verdel-  
 ging,  thans  welligt  reeds  aan  hen  voltrokken,  op  den  halsgehaald  
 hebben  4).  Op  deze  tijding  en  die  van  den  dood  des  Sultans  van  
 Broenei,  Omar  Ali  Seifoe’d-din,  op  den  18den  November  1 852,  
 welke  groote  verwarringen  in  dat  rijk  deed  vreezen  5),  heeft  Sir  
 James  zieh  gehaast  naar  Borneo  terug  te  keeren,  doch  niet  meer  
 als  Gouverneur  van  Laboean,  daar  het  ministerie  van  Lord  Derby,  
 ten  einde  de  groote  kosten  der  nederzetting  op  dat  eiland  te  verminderen, 
   hem,  met  den  aanvang  van  1 853,  onder  dankbetuiging  
 voor  zijne  gewigtige  diensten,  uit  deze  betrekking  had  ontslagen  6). 
 *)  Keppell  M.,  I I ,   p.  1 1 7 ,  119,  S t.J oh n ,  I I ,   p.  3 4 9 ,  Earl  Grey,  
 The  colonial  policy of Lord  John Russell’s  administration,  I I , p.  265—267. 
 s)  Zie  het  verhaal  dezer  togten  bij  Keppell  M.,  I ,   p.  143— 1 8 1 ,  en  
 bij  St.  John ,  I I ,  p.  313—339. 
 s)  S t.J oh n ,  I I ,  p.  3 3 9 ,  340.  Zie  eene  nitvoerige  wederlegging  der  
 beschuldigingen  van  den  heer  Hume  bij  Keppell  M.,  I ,   p.  182— 276.  In  
 de  Indiër  voor  1853,  n°.  1 2 ,  bl.  5 ,  lees  ik ,  dat  de  heer  Brooke  ook  zelf  
 eene  verdediging  van  zijne  gedragingen  op  Borneo  heeft  uitgegeven.  % 
 *)  Zie  de  Indiër  voor  1 8 5 3 ,  n°.  1 5 , bl. 7. 
 ')  Indiër voor  1 8 5 3 , n°. 7 ,  bl.  7.  Latere  berigten  hebben  echter  gemeld, 
   dat  de  kroon  zonder  rustverstoring  is  overgegaan  op  Pangeran Moe-  
 mien;  Indiër voor  1 8 5 3 , n°. 1 3 ,  bl.  7. 
 6)  Indiër voor  1 8 5 3 , n°. 1 6 ,  bl.  8 .