
 
        
         
		Ook  voor  de  zedelijke  belangen  van  Borneo’s  in  den  beklagens-  
 waardigsten  toestand  verkeerende  bevolking  is  in  de  laatste  jaren  
 althans  iets  gedaan.  Op  de  Westkust  hebben  zieh  sedert  1839  
 eenige  Amerikaansche  zendelingen  gevestigd  in  het  gebied  van  Lan-  
 dak;  in  Poeloepetak  of  de  kleine  Dajak,  in  het  rijk  van  Banjer-  
 massin ,  houden  zieh  sedert  het  ja a r l8 3 6   altijd  eenige  zendelingen  
 van  het  Rhijnsche  Genootschap  op.  Ofschoon  vreemdelingen,  hebben  
 zij  toch  vooral  in  de  laatste  jaren  veel  belangstelling  van  den  
 kant  der  Nederlandsche  autoriteiten  ondervonden;  zelfs  werden  in  
 1849  de  scholen  der  Rhijnsche  zendelingen  door  een  bezoek  van  
 den  Gouverneur-Generaal,  tijdens  zijn  verblijf  te  Banjer-massin,  
 vereerd.  Deze  laatsten  vooral  hebben  met  onverdroten  ijver  veel  
 goeds  tot  stand  gebragt.  Zij  hebben  van  den  aanvang  af  hunne  
 verwachting  meer  gebouwd  op  het  onderwijs  der  jeugd  in  christe-  
 lijke  scholen,  dan  op  het  spoedig  maken  van  een  groot  getal  prose-  
 lieten.  De  christelijke  gemeente,  waarin  slechts  zij  worden  opge-  
 nomen,  die  zieh  die  onderscheiding  door  een  goed  gedrag  waardig  
 betoonen,  telde  in  1849  nog  slechts  een  veertigtal  Dajaks,  maar  
 daaronder  het  algemeen  hoofd  van  het  distrikt  Poeloepetak,  wiens  
 voorbeeld  men  hoopte,  dat  weldra  door  velen  zou  gevolgd  worden.  
 E r  waren  in  hetzelfde  jaar  scholen  op  de  posten  Bintang,  Palinghei  
 en  Palingkan,  in  welke  380  schoberen  onderwezen  werden,  en  hulp-  
 scholen  te Mengkatib  en Mentanger,  waar Dajaksche meesters  aan  nog  
 veertig  kinderen  onderwijs  gaven.  Bovendien  was  een  der  broeders  
 te  Banjer-massin  gevestigd,  waar  hij  een  30tal  Ghinesche  kinderen  
 onderwees  1).  Maar  ook  in  andere  opzigten  hebben  deze  zendelingen  
 zieh  groote  Verdiensten  verworven.  Zij  hebben  zieh  de  
 taal  der  Dajaks  eigen  gemaakt,  en  de  eerste  poging  gedaan  om  
 ze  te  schrijven,  de  Europesche  karakters  daartoe  bezigende;  zij  
 hebben  vervolgens  godsdienstige  en  andere  leerboekjes  voor  hunne  
 scholen  vervaardigd  of  vertaald  en  doen  drukken;  zij  hebben  een  
 woordenboek  der  Dajaksche  taal  aan  het  Bataviaasch  Genootschap 
 *)  Zie  regeringsverslag  over  1 8 4 9 ,  t.  a.  p.,  bl.  5;  vgl.  Becker  P .,  bl.  
 455—-460,  Algem.  verslag  van  den  Staat  van  het  schoolwezen  in  Ned.  
 Indie,  onder  ultimo  Dec.  1849,  bl.  8 3 ,  84. 
 aangeboden;  zij  hebben  het  Nieuwe  Testament  in  het  Dajaksch  
 vertaald  en  op  kosten  van  het  ßritsche  Bijbelgenoolschap  aan  de  
 Raap  de  Goede  Hoop  doen  drukken ;  terwijl  sedert  1849  broeder  
 Hardeland,  als  afgevaardigde  van  het  Nederlandsche  Bijbelgenoot-  
 schap,  zieh met  de  bewerking  ook  van  het  Oude  Testament  bezig  
 houdt,  en  binnen  weinige  jaren  de  geheele  bijbelvertaling  hoopt  
 te  voltooijen  1).  Zij  hebben  tevens  veel  toegebragt  om  onze  ken*  
 nis  van  Borneo  te  vermeerderen,  belangrijke  reizen  in  de  binnenlanden  
 gedaan  en  beschrijvingen  van  den  Staat  van  land  en  volk  
 publiek  gemaakt  2) ;  en  zelfs  heeft  de  kundige  broeder  Becker,  
 in  1 8 4 8 ,  op  eenige  vragen  nopens  het  distrikt  Poeloepetak,  hem  
 door  den  heer  Weddik  voorgelegd,  een  zeer  naauwkeurig  en  vol-  
 ledig  antwoord  gegeven,  dat  onder  de  beste  verslagen,  die  wÿ  van  
 eenig  deel  van  Borneo  bezitten,  mag  geteld  worden  3). 
 Voor  de  zedelijke  behoeften  der Europeanen  en hunne afstammelin.  
 gen  is  tot  dusverre  in  het  Nederlandsch  gedeelte  van  dat  eiland  ge*  
 brekkig  gezorgd ;  er  is  echter  thans  een  reizend  predikant  voor  
 Borneo  en Benkoelen,  doch  die  te  Batavia  resideert  4).  In  1849  be*  
 hoorde Banjer-massin  onder  de  plaatsen,  die  met  de  oprigting  eener  
 nieuwe  Gouvernements-school  werden  bevoorregt,  bij  welke  de  ad-  
 judant-onderofficier  Stoltenbach  als onderwijzer  geplaatst  werd  5). 
 Inmiddels  werd  ook  voor  de  betere  vestiging  van  het  gezag  des  
 Gouvernements  de  noodige  zorg  gedragen.  Het  gebied  der  verschil-  
 lende  vorsten  werd  naauwkeuriger  omschreven,  de  grenzen  bepaald, 
 *)  Zie  de  Handelingen  van  het  Nederlandsch  Bijbelgen.  1 8 4 5 ,  bl.  7 5 ,  
 1846,  bl.  58— 6 4 ,  1 8 4 7 ,  bl.  42—4 4 ,  1850,  bl.  60— 6 3 ,  1851,  bl.  47— 50,  
 1 852,  bl.  5 4 ,  55.  De  resultaten  van  de  grammatikale  Studien  der  zendelingen  
 zijn  medegedeeld  door  von  der  Gabelentz,  Grammatik  der  Dajak-  
 Sprache,  Leipzig,  1852. 
 s)  Zie  op  de  Alphabetische  lijst  van  schrijvers  de  Schriften  van  Becker.  
 Ook  mag  hierbij  aan  Hupe  gedacht  worden,  die  een  tijd lang  in  Zuid-Bor-  
 neo  werkzaam  was,  later  längs  de  "Westkust  naar  Serawak  trok,  en  van  
 daar  naar  Europa  terugkeerde.  Hij  was  echter  geen  zendeling  van  het  
 Rhijnsch  Genootschap,  maar  door  de  stichting  van  Halle  uitgezonden.  Ook  
 zijn  naam  komt  op  de  Alphabetische  ly st  voor.  
 s)  Becker  P . ,  bl.  422. 
 *)  Regeringsverslag  over  1 8 5 0 ,  t.  a.  p.,  bl.  2. 
 5)  Algem.  verslag  van  den  Staat  van  het  schoolwezen,  onder  ult.  Dec.  
 1 8 4 9 ,  bl.  1 4 6 ,  147.