
 
        
         
		landen  op  1) ,  terwijl  hij  in  1848  met  de  stoomboot  Onrust  de  Kapoeas  
 op  de  Westkust  bezocht  en  er  de  steenkolen-beddingen  in  
 oogenschouw  nam  2).  Zeer  is  het  te  betreuren,  dat  tot  dusverre  
 van  al  deze  belangrijke  onderzoekingen  nog  zoo  weinig  aan  het  
 publiek  is  medegedeeld,  en  de  meeste  verslagen  in  het  stof  der  
 Gouvernements-archieven  begraven  blijven  3). 
 Bij  zoo  vele  reizen  van  Nederlanders  of  Duitschers  in  dienst der  
 Nederlandsche  regering,  moet  ik  hier  nog  twee  merkwaardige  tog-  
 ten  van  vreemdelingen  vermelden.  De  Engelschman  Burns  was  de  
 eerste  Europeaan  ,  die  de  binnenlanden  van  Broenei  bereisde.  Hij  
 voer  in  1848  achtervolgens  de  Tatouw-,  Belinian-  en  Bintoeloe-  
 rivieren  op,  en  den  oostelijken  tak  van  laatsgemelden  stroom  tot  
 aan  zijnen  oorsprong  vervolgende,  kwam  hij  vandaar  door  de  bos-  
 schen  aan  de  Belaga,  een  tak  van  de  groote  Redjang-rivier.  De  Be-  
 laga  tot  aan  hare  vereeniging  met  de  Redjang  gevolgd  zijnde,  voer  
 hij  eerst  deze  rivier  een  eind  weegs  op,  en  zakte  daarna  af  tot  de  
 Pelawi,  een  anderen  tak  der  Redjang-rivier.  Dezen  vervolgens  op-  
 varende,  kwam hij  over  land wederom tot  aan  de  Tatouw  en  bereikte,  
 die  afzakkende,  de  kust.  Op  deze  togten  was  de  heer  Burns  drie  
 maanden  te  midden  der  Kajans  en  zes  maanden  in  hunne nabijheid,  
 en  de  wetenschap dankt hem de  beste  berigten  omtrent  dezen  belang-  
 wekkenden  volksstam  4).  Op  een  lateren  togt  bezocht  h ij,  mede  
 het  eerst  van  alle  Europeanen,  de  Kajans  aan  de  Barram-rivier  s) ,  
 tot welke  in  Junij  1851  ook de  stoomboot  der  Britsche  marine Pluto  
 opvoer  6).  Het  doet  mij  leed,  dat  ik  er  moet  bijvoegen,  dat  de  
 handelingen  van  den  heer  Burns  onder  dezen  ver  verspreiden  volksstam  
 aan Sir James Brooke  ernstige reden  tot  klagten  gaven,  en dat  hij 
 *)  Weddik  B .,  bl.  19. 
 s)  Teenstra,  Beknopte  beschrijv.  enz.,  bl.  881. 
 s)  De  uitgegeven  stukken  of  uittreksels  zal  men  in  de  Alphabetische  
 lijst  der  voornaamste  aangehaalde  schrijvers,  op  de  artt.  van  Lijnden,  von  
 Kessel,  Schwaner  en  Weddik,  vermeld  vinden.  De  uitgave  eener  natuur-  
 kundige  en  ethnograpische  beschrijving  van  Borneo,  uit  de  nagelaten  papieren  
 van  Dr.  Schwaner  getrokken,  is  door  het  Instituut  voor taal-,  landen  
 volkenkunde  van  Ned.  Indie  beloofd. 
 *)  Barns,  p.  1 3 8 ,  139. 
 ')  Keppell  M.,  I I ,  p.  90. 
 6)  The  river  Barram in  Journ.  of the  Ind. Archip., Yol.  V  (1851), p.  677. 
 zieh  de  vijandschap  van  de  hoofden  der  Kajans  op  den  hals  haalde,  
 niettegenstaande  hij  er  in  geslaagd  was,  door zieh  voor  een  zoon  van  
 Sir James  uit  te  geven,  de  dochter  van  een  der  voornaamste  hoofden,  
 Koem  Nipa,  ten  huwelijk te  erlangen 1).  In  September  1851  kwam  
 deze  heer Burns  op  eene  ellendige  wijs  om het  leven.  Met de schooner  
 Dolphin  in  de  baai  van  Maloedoe  handel  drijvende,  werd  hij  door  
 eenige  Ilanons,  die,  zieh  als  kooplieden  voordoende, aan  boord  geko*  
 men  waren,  verraderlijk  overvallen  en  vermoord.  Het  schip  werd  
 eenige  weken  later,  door  het  hoofd  van  Benggaja  in  de  baai  van  La-  
 boek, aan den  heer Spencer St. John, die als Gommissaris met de stoomboot  
 Pluto  derwaarts  kwam,  met  al  zijn  toebehooren  uitgeleverd  2). 
 Doch  de  grootste  belangstelling  van  alle  togten  in  Borneo  verdient  
 welligt  die  van  de  beroemde  reizigster  Ida  Pfeiffer.  In  het  
 begin  van  1852  reisde  deze  merkwaardige  vrouw,  met  schier  bo*  
 venmenschelijken moed,  alleen  en  zonder  bescherming,  van  Serawak  
 naar  de  binnenlanden,  trok  te  voet  het  Batang-Loepar-gebergte  
 over,  kwam  vervolgens  aan  het  meer Loewar  of  Soembah  en  reisde  
 vandaar  naar  Sintang,  waar  de  Sultan  haar  alle  eer  bewees  en  
 eene  praauw  te  hare  beschikking  stelde,  waarmede  zij  naar  Pon-  
 tianak  afzakte.  Dat  de  reizen  van  mevrouw  Pfeiffer  voor  de  wetenschap  
 niet  onvruchtbaar  zijn,  kan  onder  anderen  de  verzameling  
 van  visschen  uit  de  Kapoeas  bewijzen,  die  zij  te  Pontianak  bijeen-  
 bragt  en ,  tijdens  haar  verblijf  te  Batavia,  aan  Dr.  Bleeker  ten  be-  
 hoeve  zijner  ichthyologische  Studien  afstond  3). 
 Met  het  oog  op  de  industrie  heeft  zeker  de  jongste  geschiedenis  
 van  Borneo  niets  opgeleverd,  dat  van  zooveel  gewigt  is  als  de  ont-  
 dekking  op  een  aantal  plaatsen  van  belangrijke  steenkolen-lagen.  
 Ik  sprak  reeds  met  een  woord  van  de  kolen  aan  de  Noord-  en  
 Oostkust.  Op  de  Westkust  vindt  men  ze  op  verschillende  plaatsen  
 van  het  stroomgebied  der  Kapoeas.  Zoowel  op  de  West-  als  Oostkust  
 zijn  nu  en  dan  kleine  partijen  gegraven,  en  zijn  zelfs  con- 
 *)  Keppell  M.,  I I ,  p.  89—93. 
 *)  Keppell M.,  II, p.  93—9 8 ,  Singapore Free-press  van  5  Dec.  1851,  en  
 daaruit in  de  Indier  voor 1 852,  n°.  85,  in  het  art.  „ de Fawn  en  de Dolphin.’’ 
 8)  The Athenaeum,  1852,  n°.  1296,  Alg. Handelsbl.  van  23 Aug.  1852,  
 tweede  editie,  Bleeker  V I,  bl.  408.