
 
        
         
		het  beginsel  der  onderlinge  h u lp ,  vaak  jaren  lang  straffeloos  de  
 grootste  gruwelen  gepleegd  hebben  1). 
 Dezen  gevaarlijken  geest  van  geheime  associatie  hebben  de  tal-  
 rijke  Chinezen,  die  jaarlijks  hun  vaderland  verlaten  om  in  den  
 vreemde  te  koloniseren,  en  doorgaans  uit  de  zuidelijke  provincien,  
 nit  Foe-kien  en  Koeang-tong  (Canton)  afkomstig  z ijn ,  ook  naar  de  
 Engelsche  en  Nederlandsche  bezittingen  in  den  Indischen  Archipel  
 overgebragt.  Behalve  dat  te  Malakka,  Poelo-Pinang,  Singapoera,  Batavia, 
  Riouw,  Muntok  en  elders  vele  kleinere  plaatselij ke  vereenigin-  
 gen  tot onderlinge  ondersteuning  en  bevordering  van  handelsbelangen  
 gevonden  worden,  welker  strekking,  ofschoon  welligt  oorspronke-  
 lijk  goed,  toch  niet  zelden  ten  kwade  ontaardt,  telt  ook  het  Hemel-  
 Aarde-Yerbond  hier  een  groot  aantal  leden.  Ofschoon  dezen  hier  van  
 de  gelegenheid  verstoken  z ijn ,  om  tot  het  eigenlijk  doel  der  ver-  
 eeniging,  de  omverwerping  der  Mandsjoe-dynastie,  mede  te  werken,  
 bhjft  toch  de  geest  van  verzet  tegen  de  gevestigde  magten  hun  bij;  
 en  terwijl  zelfs  in  China  de  patriotten  veelal  in  dieven  en  struik-  
 roovers  ontaard  z ijn ,  is  vooral  Singapoera  dikwijls  het  tooneel  ge-  
 weest  van  de  grootste  geweldenarijen  en  misdaden,  ongestraft  door  
 Chinezen  gepleegd,  omdat  de  geheime  genootschappen  hunne  leden  
 tegen  den  arm  der  policie  verdedigen,  begane  misdaden  verhelen  
 en  ontdekte  misdadigers  tot  ontvlugting  behulpzaam  zijn.  In  eene  
 merkwaardige  autobiographie  van  een  beschaafden  en  bekwamen 
 ')  Zie  over  deze  geheime  genootschappen  Milne,  Some  account  of  a  
 secret  association  in  China,  entitled  the  Triad  Society,  in  de  Transactions  
 of  the  Royal  Asiatic  Society  of  Great-Britain  and  Ireland,  V. I,  p.  240  ff. ;  
 E.  H.  Röttger,  Thien,  t i ,  hoih  —  Geschichte  der  Bruderschaft  des  Himmels  
 und  der Erden,  der  communistischen Propaganda China’s,  Berlin  1852;  
 en  vooral  Dr.  j .   Hoffmann,  het  Hemel-Aarde-Yerbond,  in  Bijdragen  tot  de  
 taal-  land-  en  volkenkunde  van  Neêrl.  Indië,  D.  I ,   bl.  260—290,  D. II,  bl.  
 292— 329.  In  mijn  kort  historisch  overzigt van  de geheime  genootschappen,  
 ben  ik  dezen  laatsten,  D.  I,  bl. 260—283  op  den voet  gevolgd.  Kortere  be-  
 rigten  omirent  deze  genootschappen  vindt  men  o.  a. bij  Davis,  the  Chinese,  
 Vol.  I I ,   p.  14—1 9 ,  Klemm,  China,  das  Reich  der  Mitte,  S.  2 3 2 ,  233.  
 "Wie  uitvoeriger  berigten  verlangt  omtrent  den  invloed  der  geheime  genootschappen  
 op  de  lotgevallen  van  China,  raadplege  GützlafFs  geschiedenis,  en  
 wat  de  voorvallen  sedert  1850  betreft,  Callery  et  Yvan,  Histoire  de  l’in-  
 surrection.  en  Chine  (Engelsch  door  Oxenford),  en  Macfarlane,  the  Insurrection  
 in  China. 
 a)  Zie  behalve  hetgeen  Milne,  t.  a. p.,  p.  240  over het  Hemels-Koningin-  
 Verbond  (Tiën-heoe-hoeï)  opmerkt,  ook  vooral  het  overzigt  der  voornaam-  
 ste  geheime  genootschappen  in  China  en  onder  de  Chinezen  in  den  Ind.  
 Archipel  bij  Hoffmann,  D.  I I ,   bl.  311—314. 
 Maleijer,  die  zieh,  door  vriendschap  met  een  Chinees  aan  te  knoopen,  
 de  gelegenheid  had  weten  te  verschaffen,  om  eene  vergadering  van  
 leden  van  het  Hemel-Aarde-Yerbond  nabij  Singapoera  heimelijk  bij  
 te  wonen,  is  ons  een  levendig  tafereel  opgehangen  van  de  wijze,  
 waarop  vaak  nieuwelingen  met  geweld  genoodzaakt  worden  tot  de  
 broederschap  toe  te treden,  of,  bij  volstrekten  onwil,  opdatzij  hetgeen  
 zij  reeds  gezien  en  opgevangen  hebben  niet  verraden  zouden,  mee-  
 doogenloos worden  ter  dood  gebragt,  en  van  de  gruwelen,  die  in  de  
 bijeenkomsten  der  eedgenooten  beraamd  en  met  gemeenschappelijke  
 krachten  volvoerd  worden  t).  Geen  wonder  dat  Sir  James  Brooke,  
 toen  in  1850  de  Chinezen  van  Pamangkat,  door  die  van  Tai-kong  
 verjaagd,  naar  Serawak  gevlugt waren,  en  eenige  Chinezen  van  Singapoera  
 een  aanvang  maakten,  om  leden  voor  het  Hemel-Aarde-Ver-  
 bond  onder  hen  te  werven,  de  krachtigste  maatregelen  heeft  geno-  
 men,  om  aanstonds  deze  poging  den  kop  in  te  drukken  2) ,  en  dat  
 ook  de  Gouverneur-Generaal  van  Nederlandsch  Indie,  bij  publicatie  
 van  8 November  1851,  verklaard  heeft,  dat  de  deelneming  door  de  
 Chinezen  aan  geheime  vereenigingen,  gevaarlijk  voor  de  rust  en  
 veiligheid  des  lands,  met  den  meesten  klem  zal  worden  tegenge-  
 gaan,  en  de  leden  onvoorwaardelijk  uit  Nederlandsch  Indie  zullen  
 verwijderd  worden  3). 
 Onder  den  invloed  en  naar  het  voorbeeld  dezer  geheime  genootschappen  
 ,  zijn  ook  op  Borneo  de  vereenigingen  of  eedgenootschap-  
 pen  van  Lan-fong,  Tai-kong en  Sin-ta-kioe  tot  stand  gekomen.  Allen  
 die  tot  eene  dezer  vereenigingen  behooren,  zijn  door  een  plegtigen  
 eed  verbonden",  die  hen  verpligt  tot  onbepaalde  gehoorzaamheid  aan  
 de  hoofden  der  broederschap  en  tot  trouw  jegens  de  eedgenooten,  
 die  zij  in  ongeluk,  gevaar  of  nood,  hetzij  algemeen  of  persoonlijk,  
 en  zonder  het  regt  van  naar  de  oorzaak  of  aanleiding  te  vragen  ,  
 moeten  bijstaan.  De  Chinezen  op  Borneo  noemen  deze  eedgenoot- 
 *)  Het  hoofdstuk  uit  de  „ Hikâjat  Abdallah  ibn  Abdel-kader  Moensji,”  
 uitgegeven  te  Singapoera,  1846  ,  dat  op  de  geheime  genootschappen  der  
 Chinezen  betrekking  heeft,  is  in  het  Engelsch  medegedeeld  door  T.  Brad-  
 dell  in  Journal  of  the  Indian  Archip.  and  Eastern  A s ia ,  Sept.  1 8 5 2 ,  in  
 het  Hollandsch  door  Dr.  G.  Pijnappel  in  Bijdragen  tôt  de  taal-  land-  en  
 volkenkunde  van  Neêrl. Indië,  D.  I I ,  bl.  127— 143.  Een  overzigt  van  de  
 geheele  autobiographie  van  Abdallah  gaf de  heer G. N.  in T.  v. N. I .,  1854,  
 D.  I ,   bl.  73—1 0 1 ,  297—313. 
 2)  Keppel  M.,  I I ,  p.  126— 130  (Hollandsch  door Dr. Pijnappel,  t.  a.  p.,  
 bl.  143— 147). 
 s)  Indiër  van  22  Jan.  1852,  ook  bij  Hoffmann,  t.  a.  p., D.  I ,   bl.  289.